questions, przyimki, spójniki Flashcards
above, over
boven
to, towards
naar
in front of
voor
besides that
daarnaast
after that
daarna
later
later
then
toen
as a result
dientengevolge
compared to
vergeleken met
however
daarentegen
yet
toch
whereas
terwijl
obviously
uitraard
for example
bijvoorbeeld
just like
net als
such as
zoals
the reason why
de reden waarom
since
aagezin
before, previously
voorheen
until
todat
at the moment
op het ongeblik
attachted to
aan
around
rond
through
door
against
tegen
against
tegen
from
van
next to
naast
with
met
between
tussen
out of
uit
without
zonder
also,too, as weel
ook
and
en
not only but also
niet alleen… maar ook
so
dus
but
maar
of course
natuurlijk
als
if`
omdat
because
as soon as
zodra
untill
todat
behind
achter
under
onder
on
op
in
in
how
hoe
why
waarom
when
waneer
where
waar
what
wat
wie
who
which
welke