PW1, Thema 3.1 en 3.2 - Ontwikkeling 0-4 Jaar Flashcards

1
Q

Rijping

A

Het natuurlijke ontwikkelingsproces waarin een baby uitgroeit tot een volwassene. Ander woord voor ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Babyfase

A

Geboorte - 18 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Lichamelijke ontwikkeling

A

Veranderingen van het lijf, denk aan de groei van botten en spieren, de schedel en lichamelijke verhoudingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Motorische ontwikkeling

A

Heeft betrekking op de bewegingen van je lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer eerste tandjes?

A

Tussen 3 en 5 maanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Reflex

A

Een onbewuste reactie op een prikkel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Zuigreflex

A

Zuigende bewegingen van de mond als de lippen worden aangeraakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Zoekreflex

A

De baby gaat automatisch zoeken naar voedsel door de mond in de richting van de prikkel te draaien (bijv strijken over de wang van de baby).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Mororeflex

A

Een snelle spreid- n sluitbeweging van armen, benen, vingers en mond van de baby als hoofd en romp plotseling zakken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Loopreflex

A

Als je de voetzolen van jonge baby’s op een vlakke ondergrond zet. De baby buigt onbewust het ene been en strekt het andere been.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Grijpreflex

A

Het samenknijpen van de babyhand of voet na het aanraken van de handpalm of voetzool.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Zintuigen

A

Groepen van zenuwcellen die gevoelig zijn voor prikkels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Objectpermanentie

A

Een kind 8-12 maanden heeft het vermogen een beeld in het geheugen vast te houden zonder het te zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ik-besef

A

Dat een kind zichzelf ervaart als een zelfstandig persoon met eigen wil, die eigen keuzes maakt en onafhankelijk is van wat een ander wil of vraagt. (Heeft een baby niet)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Exploratiedrang

A

Een veilig gehechte baby, die vertrouwen heeft in volwassenen om hem heen, durft makkelijker op onderzoek uit te gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Objectfixatie

A

De baby richt zijn ogen op een voorwerp of een gezicht. Vanaf dan grijpt een baby gericht. Diepte waarnemen: 4e maand. Kleuren/vormen onderscheiden: 5e maand.

17
Q

Peuterperiode

A

18 maanden - 4 jaar

18
Q

Animistisch denken

A

Het kind kent leven toe aan levenloze voorwerpen.

19
Q

Normbesef

A

Je bewust zijn van de geldende normen.

20
Q

Peuterpuberteit

A

De peuter ontwikkelt het besef dat hij een ‘eigen persoon’ is en wil alles zelf doen (koppigheidsfase)

21
Q

Fallische fase

A

Peuters zijn geïnteresseerd in het verschil tussen jongens en meisjes (vanaf 3e levensjaar)

22
Q

Symbolische fase

A

Peuters geven betekenis aan hun tekeningen en knutselwerkjes (vanaf 3e levensjaar)