Probleem 4: Concepts Flashcards
Categorie
Dit is een set objecten die op de een of andere manier als gelijkwaardig kunnen worden behandeld. De meeste categorieën delen niet een eigenschap, maar meerdere.
BV: Je kent veel verschillende dingen over een bepaalde auto, ook al heb je dit merk nog nooit gezien. Dit komt
Concepten
Dit zijn de mentale representaties die we vormen van categorieën, hierdoor kunnen we de kennis uitbreiden die we al geleerd hebben over de objecten.
VB: Je weet in het algemeen waar een tafel voor dient en wat het is, het maakt dan niet uit welke kleur of hoe de tafel eruitziet om dit gedrag toe te passen.
Twee delen van categorieën
Noodzakelijke kenmerken
Er zijn een aantal noodzakelijke kenmerken die een object moeten hebben om tot de categorie te behoren.
Voldoende kenmerken
De kenmerken die het object heeft moeten met elkaar voldoende zijn om tot de categorie te behoren.
Het is echter wel zo dat veel objecten die tot bepaalde categorieën behoren soms afwijken van het ideale beeld. BV: Een kat zonder staart zal je nog steeds plaatsen onder de categorie katten, ook al heeft hij geen staart meer.
Nuttige kenmerken van concepten
Het geven van een naam aan een object en het plaatsen onder een categorie.
Het dient als een mentale shortcut die ervoor zorgt dat we snel en efficiënt dingen kunnen begrijpen
We kunnen verder kijken dan het huidige moment en voorspellingen maken.
BV: Iemand verteld jou dat zij een reality show kijkt, hierbij weet jij dan dat het gaat om echte mensen en geen acteurs zonder dat zij dit vertelt.
Ze ondersteunen nieuw leren
BV: Vroeger kenden we nog geen reality shows en nu weet iedereen wat het is.
Ze zijn belangrijk in de communicatie met andere mensen
Natuurlijke categorieën
Hieronder vallen objecten die van nature in de wereld voorkomen, ze delen hierin een aantal belangrijke kenmerken en zijn vaak zelf ‘levend’. Denk hierbij aan bloemen, bomen, planten en dieren.
Artefact categorieën
Hieronder vallen objecten die door mensen zelf zijn ontworpen of uitgevonden en die bepaalde functies vervullen. Deze objecten delen niet altijd dezelfde kenmerken. Denk hierbij aan gereedschap, sport, machines en meubels etc.
Ad-hoc categorieën
Hieronder vallen objecten waarbij er een bepaalde relatie of doel is met het object of de context. Ze zijn speciaal gevormd voor een doel. De objecten binnen deze categorieën hebben vaak weinig overeenkomende kenmerken. Denk hierbij aan spullen die je meeneemt op vakantie.
Typischheid
Tussen objecten die onder een bepaalde categorie vallen, kan het zijn dat sommige van deze objecten beter binnen de categorie passen dan andere
Prototype
Het meest typische object binnen een categorie.
BV: meeuwen en kraaien zijn overduidelijk vogels en heel typisch binnen de categorie vogels. Pinguins zijn dit ook, maar zijn binnen deze categorie minder typisch.
Verschillende invloeden van typischheid
Typische objecten worden sneller beschouwd als leden van de categorie
De snelheid van de categorisatie is sneller bij typische objecten
Typische objecten worden sneller geleerd dan atypische objecten
Het aanleren van een categorie is makkelijker wanneer er typische voorbeelden worden gegeven
Bij taalproductie neigen mensen sneller naar het benoemen van typische objecten dan atypische objecten
Hoe ontstaat typischheid?
Typischheid ontstaat vanuit de frequentie waarmee we een object tegenkomen.
De familiegelijkenis theorie
Familiegelijkenis theorie (Rosch en Mervis)
Stelt dat objecten typisch zijn wanneer ze kenmerken hebben die vaak voorkomen in de categorie en geen kenmerken hebben die vaak voorkomen in andere categorieën.
BV: Meeuwen hebben hele typerende kenmerken van dat categorie vogels, ze hebben vleugels, een snavel, lopen gebogen op twee pootjes, kunnen vliegen etc. Ze hebben hiernaast geen kenmerken die beter binnen een andere categorie passen, zoals niet kunnen vliegen of rechtop staan.
Fuzzy grenzen
Objecten van een bepaalde categorie en objecten die niet onder die categorie vallen, vormen een continuüm zonder duidelijke breuk in hun lidmaatschap.
Borderline-items
Dit zijn objecten die niet duidelijk binnen of buiten de categorie vallen. Dit kan komen wanneer er bij bepaalde categorieën geen duidelijke kenmerken zijn.
Basisniveau van categorisatie
De categorie die voor iets wordt gebruikt, is niet te klein, niet te groot, maar precies goed. . Categorieën op basisniveaus zijn makkelijker te leren en mensen zijn sneller in het identificeren van objecten binnen deze categorie. Echter is het niveau wat als basis geld niet overal universeel, wanneer je veel kennis over een bepaald onderwerp hebt zal dit voor jou als basisniveau gelden, terwijl dit voor iemand met weinig kennis over datzelfde onderwerp niet zo is.
Op gelijkenis gebaseerde benaderingen van concept en representatie theorieën
Deze theorieën stellen dat categorieën ontstaan door een overeenkomst tussen het object en een bepaalde standaard in het langetermijngeheugen.
Klassieke benadering
Dit is de eerste en meest simpele manier voor het benaderen van hoe categorieën werken. Volgens deze benadering worden objecten in bepaalde categorieën ingedeeld wanneer ze aan een bepaalde gespecificeerde set van kenmerken voldoen.
BV: Een driehoek is een gesloten, driezijdig figuur waarvan de hoeken 180 graden zijn samen. Figuren die aan deze eisen voldoen zijn driehoeken, figuren die dit niet doen zijn andere objecten
Klassieke benadering limitaties
Het is moeilijk om veel concepten te specificeren in termen van functies die zowel noodzakelijk als voldoende zijn voor een object. Wat zijn hierin de grenzen?
BV: Waarom is een kat zonder staart nog steeds een kat? Waarom schetsen we zowel monopoly als verstoppertje onder een spel, wat zijn tussen hun de overeenkomsten?
De theorie kan niet verklaren waarom sommige items binnen een categorie typischer aanvoelen dan anderen.
BV: Wanneer je mensen zal vragen om meubels te noemen, zullen de meeste ‘stoel’, ‘tafel’ of ‘bank’ opnoemen in plaats van een andere soort meubel. Waarom gebeurt dit?
De theorie kan fuzzy grenzen en borderline items niet verklaren.
BV: Voor sommige mensen is bowlen een sport en voor andere een spel, sommige mensen die vinden het beide. Dit laatste kan niet volgens deze benadering, het is of een sport of het is een spel.
Prototype benadering
Volgens deze benadering hebben mensen een samenvattende weergave van een categorie. Ze hebben een mentale beschrijving die van toepassing is op de gehele categorie en deze kan worden weergegeven als een set gewogen kenmerken. Deze kenmerken worden bepaald aan de hand van hoe vaak ze voorkomen in de categorie.
Typische categorieën bestaan uit meer zware kenmerken en objecten hierin worden gezien als de standaard. Het idee hierachter is dat je bij het leren van een nieuwe categorie een algemene beschrijving leert die je kan generaliseren naar meerdere objecten.
De theorie kan verklaren waarom we een kat zonder staart nog steeds als kat zien, namelijk doordat er bepaalde kenmerken aanwezig zijn die goed passen bij deze categorie, maar niet verplicht voor de categorie. Ook kan het typischheid verklaren, dit is de basis voor deze theorie, en hiermee ook de aanwezigheid van borderline items.
Familiegelijkenis
Het object heeft veel overeenkomsten met andere objecten in die categorie en worden hierdoor als meer typisch gezien dan andere objecten. Ze dienen hierdoor vaak als de standaard/ het prototype.
Voordelen prototype
Een object die prototype is heeft voordelen bij de verwerking, ze zijn sneller en gemakkelijker toegankelijk vanuit het geheugen en worden hierdoor sneller geleerd. De kans is groter dat andere objecten uit de categorie hierdoor worden geprimed.
Prototype benadering limitaties
De representaties van categorieën en hun kenmerken door mensen zijn veel complexer dan wordt geïmpliceerd bij deze theorie.
De theorie houdt geen rekening met dat categorie representatie gevoelig is voor de context.
BV: Je krijgt een andere mentale representatie bij de opdracht ‘noem een kat’ als bij ‘noem een kat in het wild’.
Voorbeeldbenadering
Deze benadering ontkent dat er een samenvattende representatie is en beweert dat een concept van een theorie bestaat uit voorbeelden van objecten uit de categorie die je je kan herinneren. Je beoordeelt aan de hand hiervan of een nieuw object vergelijkbaar is met exemplaren in de categorie of een andere categorie en voegt het object toe aan de categorie met de meeste overeenkomsten.
Er wordt dus wel vergeleken, maar niet met een zogenaamd prototype, maar specifieke voorbeelden. Ook deze theorie kan de problemen bij de klassieke benadering verklaren op dezelfde manier als de prototypebenadering. Hiernaast verklaart deze theorie ook de context afhankelijke limitatie, aangezien er hier vergeleken wordt met een specifiek voorbeeld.
Voorbeeldbenadering limitaties
Het lijkt erop dat mensen in sommige omstandigheden wel echt een representatie gebruiken die is ontstaan door herhaalde ontmoetingen.
Het is niet duidelijk of elk tegengekomen object wel wordt opgeslagen in het geheugen.