Probleem 2: De mythe van het Europese gezin Flashcards
kerngezin
niet meer dan twee generaties wonen bijeen en inwoning van ongehuwde familieleden en personeel is een uitzondering
neo-lokaal vestigingspatroon
men woonde zoveel mogelijk zelfstandig, zo had men de gewoonte om zich bij een huwelijk zelfstandig te vestigen en niet bij de familie van de partner in te trekken
parigenituur
alle kinderen erven een gelijke hoeveelheid
primogenituur
de oudste zoon erft alles en de rest niks
consesualistische doctrine
geen ouderlijke toestemming nodig huwelijk
patriarchale huishoudens
de man staat aan het hoofd van het huishouden, de rest is onderdanig
patrilokale residentieregel
men gaat samenwonen met de familie van de bruidegom en vormt zo een meervoudig huishouden met de ouders van de bruidegom
malthusiaanse plafond
het moment waarop er niet meer genoeg levensmiddelen zijn om de bevolking te voorzien.
positieve checks
hoger sterftecijfer
preventieve checks
lager geboortecijfer
demografische transitie
de overgang van hoge naar lage sterfte en geboortecijfers
fase 1
sterfte en geboortecijfer hoog en gelijk
fase 2
sterftecijfer daalt geboortecijfer blijft gelijk
fase 3
geboortecijfer gaat ook dalen
fase 4
sterfte en geboortecijfer zijn weer ongeveer gelijk en in evenwicht