plinius voc 100-150 Flashcards
1
Q
pumex
A
pumicis, m
de puimsteen
2
Q
frangere, o
A
fregi, fractum
breken
3
Q
lapis
A
lapidis, m
de steen
4
Q
vadum
A
vadi
de ondiepe plaats
5
Q
subitus
A
a, um
plotseling
6
Q
ruina
A
ruinae
de instorting
7
Q
litus
A
litoris, o
de kust
8
Q
obstare, o
A
obstiti
hinderen
9
Q
cunctari, or
A
aarzelen, treuzelen
10
Q
flectare, o
A
flexi, flectum
buigen
11
Q
uivare, o
A
uivi, uitum
helpen
12
Q
illuc
A
bijwoord
daarheen
13
Q
adeo
A
bijwoord
zo(zeer), zodanig
14
Q
prope
A
dichtbij
dichtbij
15
Q
paulum
A
bijwoord
een beetje