P 1-25 Flashcards
1
Q
iucundus
A
a, um
aangenaam
2
Q
quies
A
quietis, v
de rust
3
Q
spectaculum
A
spectaculi
het schouwspel
4
Q
varius
A
a, um
afwisselend
5
Q
sufficere, io
A
suffeci, suffectum
voldoende zijn
6
Q
mirari, or
A
zich verwonderen over, bewonderen
7
Q
puerilis
A
-, e, puerilis
8
Q
sistere, eo
A
stiti, statum
gaan staat
9
Q
currus
A
currus
de renwagen
10
Q
velox
A
-, -, velocis
snel
11
Q
ratio
A
rationis, v
de rekening, de redenering
12
Q
nunnullus
A
a, um
enig
13
Q
favere, eo + dat
A
gunstig gezind zijn
14
Q
certamen
A
certaminis, o
de wedstrijd
15
Q
color
A
coloris, m
de kleur
