Peuter- en kleutertijd Flashcards

Twee tot zes jaar

1
Q

Fysieke ontwikkeling

A
  • Lengte en gewicht blijven snel toenemen
  • Het lichaam wordt minder rond en gespierder
  • De hersenen worden groter, er blijven zich neurale verbindingen vormen en er ontstaat lateralisatie
  • De grove en fijne motoriek verbeteren snel
  • Kinderen kunnen ballen gooien en vangen, rennen, met mes en vork eten en veters vastmaken. Ze worden links of rechtshandig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Cognitieve ontwikkeling

A
  • Kinderen gaan egocentrisch denken en ontwikkelen ‘centratie’ een focus op slechts één aspect van een stimulus
  • De herinnering, de aandachtsboog en het vermogen tot symbolisch denken worden beter; begin van intuitief denken
  • De taalvaardigheid (zinslengte, vocabulaire, syntaxis en grammatica) neemt snel toe
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Sociaal emotionele ontwikkelingen

A
  • Kinderen ontwikkelen een zelfbeeld, waarbij ze zich meestal overschatten
  • Ontstaan van een gender- en een raciale identiteit
  • Kinderen beginnen leeftijdsgenoten als individuen te zien. Ze sluiten vriendschappen op basis van vertrouwen en gemeenschappelijke interesses
  • Moreel besef is gebaseerd op regels en gericht op beloningen en straffen
  • Het spel wordt constructiever en cooperatiever en sociale vaardigheden worden belangrijker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly