Peuter- en kleutertijd Flashcards
Twee tot zes jaar
1
Q
Fysieke ontwikkeling
A
- Lengte en gewicht blijven snel toenemen
- Het lichaam wordt minder rond en gespierder
- De hersenen worden groter, er blijven zich neurale verbindingen vormen en er ontstaat lateralisatie
- De grove en fijne motoriek verbeteren snel
- Kinderen kunnen ballen gooien en vangen, rennen, met mes en vork eten en veters vastmaken. Ze worden links of rechtshandig
2
Q
Cognitieve ontwikkeling
A
- Kinderen gaan egocentrisch denken en ontwikkelen ‘centratie’ een focus op slechts één aspect van een stimulus
- De herinnering, de aandachtsboog en het vermogen tot symbolisch denken worden beter; begin van intuitief denken
- De taalvaardigheid (zinslengte, vocabulaire, syntaxis en grammatica) neemt snel toe
3
Q
Sociaal emotionele ontwikkelingen
A
- Kinderen ontwikkelen een zelfbeeld, waarbij ze zich meestal overschatten
- Ontstaan van een gender- en een raciale identiteit
- Kinderen beginnen leeftijdsgenoten als individuen te zien. Ze sluiten vriendschappen op basis van vertrouwen en gemeenschappelijke interesses
- Moreel besef is gebaseerd op regels en gericht op beloningen en straffen
- Het spel wordt constructiever en cooperatiever en sociale vaardigheden worden belangrijker