personen met autisme Flashcards

1
Q

Victor (de wilde van Aveyron)

A

Een jongetje dat jaren in afzondering had overleefd en onderzocht werd door de arts Jean-Marc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hospitalisatiesyndroom

A

René Spitz volgde de ontwikkeling van jonge kinderen in weeshuizen met weinig aandacht voor de affectieve noden van het jonge kind. Hij concludeerde dat weeshuizen leiden tot emotionele deprivatie en aangeleerde hulpeloosheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leo Kanner

A

Beschreef autisme aan de hand van de volgende kenmerken: autistische eenzelvigheid, weerstand tegen verandering en piekvaardigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Piekvaardigheden

A

Zijn zeer specifieke talenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hans asperger

A

Beschreef autisme aan de hand van volgende kenmerken
Gebrek aan inlevingsvermogen
Weinig vaardigheden om vriendschappen te sluiten
Eenzijdige conversatie
Enorme belangstelling in bepaalde zaken
Onhandige bewegingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Autos

A

Grieks woord voor zelf
-> in zichzelf terugtrekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Moederlijke deprivatie

A

Maatschappijkritiek op vrouwen die een carrière ambieerden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bruno Bettelheim

A

Maakte de vergelijking tussen type opvoeding dat leidde tot autisme en zijn eigen ervaringen als slachtoffer in het concentratiekamp Dachau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Koelkastmoedertheorie

A

Autisme wordt veroorzaakt door koele en afstandelijke ouders
Leidt tot ‘blame the parent-houding’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bernard Rimland

A

Schreef het boek Infantile Autism waarin hij met empirisch bewijs aantoonde dat autisme een biologische conditie is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ouderverenigingen, invloedrijke belangen- en self-advocacy-organisaties

A

Zorgen voor verhoogde bewustwording bij het publiek, verspreiden informatie en zamelen geld in voor wetenschappelijk onderzoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bidirectioneel

A

Langs beide kanten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Neurodiversiteit

A

Autisme is onderdeel van de typische variatie die men binnen de menselijke soort kan verwachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Neurale netwerkstoornis

A

Onder- en overconnectiviteit tussen hersengebieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gedragsdiagnose

A

Diagnose enkel gebaseerd op aanwezigheid van bepaalde gedragskenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Autismedyade

A

Criterium A en B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Multidisciplinair

A

Samenwerking tussen verschillende experts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Anamnese

A

Ziektegeschiedenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Sociaal-pragmatische stoornis

A

Onvoldoende om als autisme beoordeeld te worden, maar wel onvoldoende begrip van taal, valt onder de communicatiestoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Polygene overerving

A

Verschillende genen zijn samen verantwoordelijk voor autisme

21
Q

Monogene overerving

A

Er is een duidelijk verband tussen bepaalde genetische condities en autisme

22
Q

Diagnostische inclusie

A

Bepaald gedrag bij andere syndromen vaker als ASS gelabeld worden

23
Q

Diagnostische subsitutie

A

Nu krijgen ze deze diagnose, terwijl ze vroeger een andere kregen

24
Q

Centrale coherentie

A

Vermogen om samenhang te ontdekken

25
Q

Contextblindheid

A

Een tekort in het vermogen om spontaan en onbewust context te gebruiken in het verlenen van betekenis

26
Q

Executieve functies

A

Mentale processen voor het plannen en organiseren van ons denken en doen

27
Q

Theory of mind TOM

A

Verplaatsen in de geestesgesteldheid van anderen

28
Q

Mindblindness

A

Het niet kunnen lezen van de gedachten van anderen

29
Q

Empathizing theory

A

Theorie van Baron-Cohen die stelt dat het tonen van empathie twee belangrijke componenten bevat, namelijk: geestesgesteldheden toe te wijzen aan een persoon en het reageren hierop.

30
Q

Doen alsof

A

Is de voorloper van het besef dat anderen (anders) denken.

31
Q

Voorwerpenwereld

A

De echte wereld

32
Q

In ons hoofd

A

De wereld van gedachten en gevoelens

33
Q

Imitatiemoeilijkheden

A

Moeilijkheden met het imiteren van zowel gezichts- als lichaamsbewegingen

34
Q

Joint attention of actieve aandacht

A

Een triade van gedeelde aandacht tussen twee personen en een gebeurtenis of voorwerp
Actieve of initiërende joint attention: kind begint
Passieve of responding joint attention: meekijken

35
Q

Predictive coding

A

Voorgaande problemen kunnen verklaard worden door voorspellingsfouten van ons brein

36
Q

Prospectieve studies

A

Nauwgezet opvolgen van preterm geboren kinderen of de jongere siblings van mensen met autisme

37
Q

Retrospectieve studies

A

Analyse van

38
Q

Vroege markers

A

Vroege signalen die kunnen wijzen op autisme

39
Q

Schoolleeftijd

A

5-18 jaar

40
Q

Aanmeldingsstops

A

Sluiten van wachtlijsten

41
Q

Verwijzers

A

Communicatiemiddelen die verwijzen naar een bepaald tijdstip of situatie

42
Q

Rationele denkers

A

Baseren zich op feiten

43
Q

Letterlijke denkers

A

Hebben het moeilijk met figuurlijk taalgebruik

44
Q

Concrete denkers

A

Contextblindheid, enkel percipiëren van aanwezige werkelijkheid

45
Q

Visuele denkers

A

Denken in beelden, niet in taal

46
Q

Associatieve denkers

A

Maken onverwacht gedachtesprongen

47
Q

Denken in het hier en nu

A

Leidt tot generalisatieproblemen

48
Q

Detaildenkers

A

Raken makkelijk overspoeld door prikkels

49
Q

Transfer

A

Generaliseren