personeelsverloop Flashcards

1
Q
  • Waarom kan personeelsverloop gunstig en ongunstig zijn?
A

Door hoge kosten, of door nieuwe talenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
  • wat blijkt uit vertrekinterventies naar onstslag?
A

Dat mensen die dat willen uiteindelijk het ook doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  • hoe kan worden gekeken of mensen daarwerkelijk willen vertrekken, model planned behavior?
A

Door te kijken naar de attitudes over vertrek, en de sociale normen over vertrek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  • wat heeft invloed op de werkelijke gedragscontrole om van baan te wisselen?
A

De situatie op de arbeidsmarkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  • wat kwam uit onderzoek dat mensen eerder van baan wisselen?
A

Als ze ontevreden waren over de controle over hun werk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  • wat is een tweede factor waarop vertrekintentie wordt bepaald?
A

Toewijding en werktevredenheid bij de organisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  • wat blijkt uit het dienstverband en de vertrekintentie voor onstslag?
A

Hoe langer het dienstverband, hoe minder de intentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  • wat bleek uit de resultaten van van hom over personeelsverloop?
A

Dat er verschillende redenen kunnen zijn voor opzeggen van een baan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  • welke 4 catagorien zijn er voor het personeelsverloop, , van hom?
A

Enthousiaste vertrekker, aarzelende vertrekkers, enthousiaste blijvers, aarzelende blijvers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  • wat zijn enthousiaste vertrekkers, van hom?
A

Ontevreden met hun werk, en actief opzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
  • wat zijn aarzelende vertrekkers, van hom?
A

Willen blijven, maar zijn bang voor ontslag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
  • Wat zijn enthousiaste blijvers, van hom?
A

Dit zijn betrokken blijvers en luiwammesen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
  • Wat zijn aarzelende blijvers, van hom?
A

Gevangen blijvers en contractuele blijvers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zijn contractuele blijvers?

A

het gevoel hebben dat de baan niet datgene is wat er beloofd is, en blijven tot het contact afloopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
  • Welk verloopproces ziet morrel et all?
A

De beeldtheorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
  • Wat is de beeldtheorie?
A

mensen ontwikkelen patronen en zien dingen (werk) op een manier die aansluit op deze patronen

17
Q

wat stelt de beeltheorie dat nodig is voor personeel om een andere baan te zoeken?

A

deze moeten met meerdere bewijzen uit hun oude patronen worden gehaald

18
Q
  • Wat stelt morrel et all over personeelsverloop? beeldtheorie
A

Dat mensen weggaan door een negatieve gebeurtenis op het werk

19
Q
  • Wat blijkt uit de rol van positieve externe gebeurtenissen, morrel et all?
A

Kansen uit de omgeving houden ook verband met personeelsvertrek

20
Q
  • Wat blijkt uit de rol van positieve interne gebeurtenissen in het bedrijf?
A

Dan blijven mensen eerder hangen

21
Q
  • Wat blijkt dat het personeelsverloop afneemt in teamstettings?
A

Bij voldoende zelfbeschikking en vrijheid in het werk.

22
Q
  • Wat suggereren de relatie over personeelsverloop en congitieve vaardigheden?
A

Hoge en lage cognitieve vaardigheden is het verloop hoger

23
Q
  • Wanneer is een goede omschrijving nodig van hele complexe taken?
A

Als ze de meest kundige persoon willen vinden