Pedagogisch medewerker thema 12 opvoedingsvaardigheden, thema 13 gesprekken met kinderen, thema 14 hanteren van het groepsproces Flashcards
1
Q
Noem 6 gespreksdoelen met kinderen
A
- aftasten
- Reflectie
- Bevestiging of waardering zoeken
- Onderzoeken
- Verbieden
- Voorlichten of adviseren
2
Q
Noem 4 gesprekstechnieken
A
- Actief luisteren
- Ik-boodschap
- Vragen stellen
- Reageren op agressie of boosheid
3
Q
Noem drie groepsverschijnselen
A
- groepscohesie
- groepsstructuur
- Groepsproces
4
Q
Wat zijn de vijf fasen van het groepsproces?
A
- Verkennen
- Accepteren van de situatie en aangaan van relaties
- Bijdragen aan het groepsproces en een eigen plek creëren
- Zich afwenden van de groep
- Afscheid nemen van de groep
5
Q
Wat zijn de drie primaire behoeften?
A
- Voedsel
- Warmte
- Verzorging
6
Q
Wat zijn de vier hogere behoeften?
A
- Respect en waardering
- Zelfstandigheid
- Ontwikkeling van de eigen talenten
- Een positief zelfbeeld
7
Q
Wat kan van invloed zijn op het groepsproces?
A
- Individuele kinderen en de groep
- Invloedrijke gebeurtenissen
8
Q
Wat zijn de functies van ruziemaken? (6)
A
- verkennen van grenzen
- spelen met macht
- conflicten oplossen
- zichzelf verdedigen
- gevoelens uiten
- aandacht vragen
9
Q
Wat is de definitie van motiveren?
A
Het geven van de juiste prikkel om iemand enthousiast te maken iets te doen of te laten.
10
Q
Wat is de definitie van stimuleren?
A
Iemand aansporen iets te doen of te laten op basis van overtuigingskracht.
11
Q
Door het voeren van gesprekken met kinderen stimuleer je verschillende ontwikkelingsaspecten. Welke zijn dit? (4)
A
- Cognitieve ontwikkeling (taal en denken)
- Sociale ontwikkeling
- Creatieve ontwikkeling
- Zelfredzaamheid