Proeftoets communiceren met de doelgroep Flashcards

1
Q

Mensen die een gemeenschappelijke cultuur hebben, vormen een cultuurgroep. Hoe
worden de drie cultuurgroepen die we kunnen onderscheiden genoemd?

A
  • Hoofdcultuur (1punt).
  • Subcultuur (1punt).
  • Tegencultuur (1punt).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Het christendom gaat er vanuit dat er één God bestaat. Hoe wordt het christelijk geloof
daarom ook wel genoemd?

A

Monotheïsme/monotheïstisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wie wordt gezien als grondlegger van de Islam?

A

Profeet Mohammed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de kenmerken van het Hindoeïsme (10)

A
  • Karma
  • Reïncarnatie
  • Standen en kasten
  • Reinheid
  • Ayerveda
  • Rituelen rondom geboorte en huwelijk
  • Puja
  • Symbolen
  • Religieuze feesten
  • Heilige koe
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geef een voorbeeld van feedback op inhoudsniveau

A

Diverse voorbeelden die gaan over de letterlijke inhoud van de boodschap zijn juist. Bijvoorbeeld: ‘‘Ik begrijp niet waarom je dit voorstel niet goed vindt’’ of ‘‘Ik ben het op dat punt niet met jou eens’’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het belang van het geven van feedback?

A
  • Je voorkomt misverstanden

- Je voorkomt ergernissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Als je een gesprek voert met iemand, zijn er telkens drie zaken belangrijk. Welke drie zijn dit>

A
  • Kennis
  • Houding
  • Gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem vijf gepsreksvaardigheden

A
  • luisteren
  • Samenvatten
  • Vragen stellen
  • Spiegelen
  • Discussiëren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem vier valkuilen die vaak voorkomen tijdens het voeren van een gesprek

A
  • Bagatelliseren
  • Foutief interpreteren
  • Diagnosticeren
  • Moraliseren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Noem de traditionele indeling van de drie begeleidingsstijlen

A
  • Autocratisch begeleiden
  • Democratisch begeleiden
  • Laissez-faire begeleiden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem de drie begeleidingsstijlen van de Ohio State

A
  • Instrumenteel begeleiden
  • Ondersteunend begeleiden
  • Participerend begeleiden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer spreek je van groepscohesie?

A
  • Als er een groepscultuur is

- Als de groepsleden een samenhangend geheel vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

In een groep kun je over het algemeen drie rollen onderscheiden die kinderen aannemen. Welke drie rollen zijn dit?

A
  • Actieve kinderen
  • Sociale kinderen
  • Neutrale kinderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

In het communicatieproces staan drie elementen centraal. Noem deze drie elementen

A
  • Zender
  • Booschap
  • Ontvanger
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geef een voorbeeld van interne ruis

A

Uit het voorbeeld moet blijken dat ruis binnen het communicatieproces ligt tussen zender en ontvanger. Bijvoorbeeld: vooroordelen, positieve en negatieve emoties, afgeleid zijn, zender praat met volle mond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Leg aan de hand van drie kenmerken uit wat een intakegesprek is

A
  • Een gesprek tussen een cliënt en een begeleider/organisatie
  • Waarin gegevens over de cliënt
  • En zijn hulpvraag worden verzameld
17
Q

Noem twee zaken waarin een meningsverschil verschilt van een conflict

A
  • Een meningsverschil leidt niet tot problemen

- Een meningsverschil is binnen korte tijd opgelost

18
Q

Er bestaan zes bekende conflictmechanismen. Noem de zes mechanismen

A
  • Niet ingaan op kritiek
  • Een tegenstelling tegenover kritiek zetten
  • Weer een tegenstelling inbrengen
  • Op de persoon spelen
  • Weglopen
  • Oorlog