Cliënt en omgeving thema 26 Christendom Flashcards
1
Q
Wat zijn de kenmerken van het Christendom? (5)
A
- Monotheïsme (een god)
- Drie-eenheid: de Vader, de Zoon en de heilige geest
- God schepper van hemel en aarde
- Onsterfelijke ziel
- Zondag rustdag
2
Q
Welke twee hoofdstromingen zijn er binnen het Christendom?
A
- Rooms-katholicisme
- Protestantisme
3
Q
Wat zijn de kenmerken van het rooms-katholicisme? (3)
A
- Sterk hiërarchisch met de paus als hoogste gezag
- Veel pracht, praal en rituelen
- Mariaverering
4
Q
Wat zijn de kenmerken van het protestantisme?
A
- Meer democratisch
- Soberheid
- Geen verering van heiligen
5
Q
Wat is een sacrament?
A
Een sacrament is een gewijde handeling
6
Q
Wat zijn voorbeelden van sacramenten? (8)
A
- de doop
- de communie (katholieken)
- Het vormsel (katholieken)
- Biecht (Katholieken)
- Het huwelijk
- De wijding tot diaken, priester of bisschop (katholieken)
- Ziekenzalving (katholieken)
- Het avondmaal (protestanten)
7
Q
Welke gewoonten en rituelen kent het Christendom?
A
- Sacramenten
- Kerkgang op zondag
- Catechisatie en belijdenis (protestanten)
- Bedevaart (katholieken)
- Vrijdag visdag (katholieken)
- Christelijke feesten
- Tien geboden
8
Q
Wat houdt het Christendom in?
A
Christendom is een godsdienst die uitgaat van de Bijbel als het woord van God, zoals dit in het Oude en Nieuwe testament is opgetekend.
9
Q
Wat is een Christenen?
A
Een volgeling van Jezus Christus, de zoon van God.