Pedagogiek 6-10 Flashcards

1
Q

Waar bestaat het sociaal netwerk van een gezin uit?

A

Het sociale netwerk van een ouder, kind of gezin bestaat uit al die mensen waarmee zij min of meer duurzaam(wat lang blijft bestaan) een relatie onderhouden. Daarbij gaat het niet alleen om het aantal mensen met wie zij een relatie hebben, maar ook om een gevoel van verbondenheid: het gevoel ergens bij te horen en zich vertrouwd te voelen met andere mensen.” (Bron: NJI)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

? Een moeder of vader is een voorbeeld van:

a. Directe relatie
b. Indirecte relatie
c. Relatie met grote groepen of instanties

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De volgend stelling is waar of niet waar: Mensen die je regelmatig in contact me hebt maar waar je hart niet zou luchten behoren tot indirecte relaties.

A

Waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geef een voorbeeld van een indirecte relatie

A

Buren, leerkrachten collega’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

? De moeder van maarten zit ergens mee, en belt haar beste vriendin om daar even over te praten. Welke functie heeft het sociaal netwerk in deze casus?

A

→ Psychologische of emotionele steun: luistrend oor zijn, je ei kwijt kunnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

? Oma neemt de kinderen in het weekend zodat Moeder en vader even tot rust kunnen komen. Welke functie heeft het sociaal netwerk in deze situatie?

A

→ Praktische ondersteuning: oppassen, opvang en klusjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

? Nienke is wat losser in de opvoeding, als haar kinderen van school komen mogen soms wel achter de tv zitten zonder eerst aan de huiswerk te zitten. De moeder van Maarten is daar altijd heel streng in eerst huiswerk en dan TV, maar de denkt dat ze daar ook af en toe wat losser in kan zijn. Welke functie heeft het sociaal netwerk in deze situatie?

A

→ Normatieve functie: voorbeeldfunctie en/of rolmodel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Je komt bij een gezin met een kind met gedragsproblematiek. Als pedagoog maak jij gebruik van de 3 ringen van samenwerking. Waar bestaat de ringen van samenwerking yit en wat betekend dat voor jou als pedagoog?

A

​de ring van samenwerking bestaat uit: Gezin, sociaal netwerk en Professionele netwerk. Als pedagoog wil je dat het gezin zonder je kan functioneren en dat de resultaten blijven. zowel het sociaal netwerk als profesionele netwerken kunnen helpen om de draaglast te verkleinen. en de professionele hulp kan worden ingeschakeld om de resultaten te monitoren.

  • Gezin rondom dat kind is de eerst ring van samenwerking
  • Sociaal netwerk: De rol van jou als professional met het sociaal netwerk(directe en indirecte relaties)
    • Als pedagoog moet je alert zijn op sociaal netwerk om het gezin heen
    • Hoe kan het sociaal netwerk helpen om de draaglast te verkleinen.
  • Professionele** **netwerk: als pedagoog kan je ander professionele netwerk inschakelen om resultaten monitoren
    • Huisarts etc.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke 4 hulp middelen kun je in zetten om het sociaal netwerk te kunnen analyseren?

A
  1. Genogram
  2. Het sociogram (ecogram) >Netwerklijst Hoort bij het ecogram
  3. De levenslijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een genogram en wanneer kun je deze hulpmiddel het beste toepassen?

A

Grafische weergave van een aantal generaties in een familie, een stamboom die de opbouw van het gezinssysteem visualiseert.

het doelen is: al vragend een…

  • Zo compleet mogelijk beeld familie
  • Analyseren relaties en verhoudingen
  • Potentie aan steun zichtbaar maken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat houdt het sociogram in?

A

Een overzicht maken gericht op het hele netwerk waarbij je ook aangeeft wie wat voor steun geeft of kan aanbieden.

  • Directe en indirecte relatie
  • Naar wie ga je als je iets kwijt wilt?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke lijst kun je gebruiken ter versterking van het ecogram?

A

Netwerklijst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe verhoudt het levenslijn model zich tot het sociaal netwerk?

A

het levenslijn model geeft een grafische weergave, van alle bijzondere levensgebeurtenissen. Aan de hand van de gebeurtenissen ga je vragen wie binnen het netwerk heeft geholpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer kun je het vierkollomen model het beste toepassen?

A

Manier om een hulpvraag doelen en middelen te verbinden aan potentiële steun uit het sociaal netwerk

  • Model gaat de diepte in,
  • Kan worden toegepast bij het maken van een plan van aanpak?
  • Bij oplossingsgericht werken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom is het van belang om het sociaal netwerk te versterken?

A
  • Positievere relaties ouder-kind: Sociale netwerk geeft meer vertrouwen, omdat je meer zelfvertrouwen hebt, wordt de interactie tussen ouder en kind beter/positiever
  • Beschermend bij dreigende problemen: Sociaal netwerk beschermd tegen groter wordende problemen of bij het ontstaan van problemen.
  • Interventies die sociaal netwerk meenemen zijn succesvoller: interventies rondom kindermishandeling als die interventies sociaal netwerk meenemen blijken succesvoller te zijn.
  • Netwerk blijft!: als pedagoog wil jij jezelf overbodig maken in het gezin en het netwerk kan helpen om het resultaat van hulpverlening vast te houden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
  • Benoem 4 soorten interventies die kunnen worden toegepast bij het versterken van het sociaal netwerk?
A
  1. Versterken van vaardigheden
    • Gezin helpen om sociale vaardigheden te versterken; helpen bij solliciteren
  2. Versterken van bestaande relatie
    • Bijv.: Ondersteunen om weer contact te leggen met een vriendin
  3. Opbouwen van nieuwe relaties
    • Bijv.: attenderen van activiteiten in het buurthuis.
  4. Conflicthantering en bemiddeling
    • Ondersteunen bij contacten met scholen en instanties (eventueel meegaan)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het verschil tussen systeemgericht werken en systeem therapie?

A
  • Systeemgericht werken
    • Situaties benaderen als samenhangend geheel
    • Gezinssituaties benader je als een gezin
    • Een visie
  • Systeemtherapie
    • Behandeling gericht op het verbeteren van interacties in een groep.
    • wordt toegepast in de GGZ door Orthopedagoog of psycholoog
    • Methode
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Leg uit wat een metatheorie is?

A
  • Metatheorie: theorie overstijgend denkkader zonder inhoudelijk domein.
    • Een manier om alles naar de wereld te kijken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe kijkt Ludwig van Bartalafy naar een gezin?

A

Ludwig von Betalanfy gaat uit dat het gezin een systeem is (een samenhangend geheel van elelmenten die samen als geheel functioneren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn de kenmerken binnen de systeem theorie?

A

bestaat uit een Hiërarchie o.a.: suprasysteem, het systeem en subsystemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat houdt het supra syteem in? geef voorbeelden hiervan.

A
  • Suprasysteem: het overkoepelende deel waar het systeem onderdeel vanuit maakt.
    • Grotere onderdeel waar het systeem onderdeel van uit maakt;
    • Bijv: sociaal netwerk, verdere familie, de maatschappij.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Met Layla (12 jaar) gaat het al een tijdje niet goed op school. Ze haalt slechte cijfers heeft weinig vrienden en is erg onverschillig tegen over anderen. Sinds kort is ze ook begonnen met blowen. De docenten opschool hebben dit opgemerkt en hebben de het wijk team ingeschakkeld. Zij handelen volgens de visie van Ludwig von Bartalafy. Hoe denk jij dat de pedagoog deze casus zal benaderen?

A

Ludwing von Bartalanfy, bekijkt het gezin als een samenhangend geheel van elementen die samen als geheel functioneren. Dit bestaat uit suprasteem: het sociaal netwerk, verdere familie en de maatschappij, Het systeem zelf, dus het gezin, en subsystemen de kinderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat maakt volgens de systeemtheorie dat er spraken is van totaliteit binnen een systeem?

A

Het systeem theorie gaat uit dat alle elementen elkaar beïnvloeden, dit wilt zeggen dat zodra verandering in één onderderdeel plaatsvindt. Het gezin als geheel wordt beïnvloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Binnen de praktijk wordt volgens de visie van Ludwig von Bertalafy gewerkt.
Casus: Marie (14) Patrick (17), Moeder Patricia en vader Pedro. na enige tijd dit gezin te hebben geanalyseert is het je opgevallen dat ze het moeilijk vinden om gesprek met elkaar aan te gaan. Samen met het gezin ga je een gesprek aan. Vader zegt: ‘Je bent altijd zo onbeschoft, alsof we je geen manieren hebben geleerd. Altijd klaar om een grote mond te geven.’

Hoe pakt je dit aan als je volgens systeemgerichte gesprekstechnieken toepast?

A
  • Positief etiketteren / reframen / her-kaderen
  • Iets wat iemand heel negatief zegt, probeer je een wat werkbaarder richten op te duwen.
  • Door middel van parafraseren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Is de volgende uitspraak waar of niet waar: Gezin bestaat uit Moeder + vader + Danio + broertje + zusje als Danio uit dit systeem wordt geplaats spreken we van een subsysteem.

A

Waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hoe noemen we het als een kleine verandering, grote gevolgen kan hebben.

A

vlinderffect/ sneeuwbaleffect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is hier aan de hand volgens het systeem theory?

Situatie A: Maarten zeurt heeft veel als hij niet krijgt wat hij wilt, moeder geeft Maarten wat hij wilt om te voorkomen dat hij zo lang blijft zeuren. Maarten blijft zeuren, omdat hij weet dat hij dan krijgt wat hij wilt.

A

Circulaire causaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Je komt in een gezin waarin Danio 14 jaar veel blowt, dit vinden zijn ouders zorgelijk. Als gevolg hiervan gaat het ook niet goed op school. In je werk als ben je pedagoog zul je meerdere jongeren tegenkomen die blowen. Al heeft deze casus overheen met wat je eerder bent tegengekomen in het werkveld. Ga je ervan uit dat dit probleem een totaal andere achtergrond kan hebben. Hier is spraken van:

  1. Equifinalitiet
  2. Mulitifinaliteit
  3. Multicausaliteit
A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat houdt het begrip multicausaliteit in?

A

Meerdere factoren samen dragen aan een situatie bij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat houdt het begrip multifinaliteit in?

A
  • Ontwikkeling van een situatie is niet geheel te voorspellen.
  • Je kan niet voorspellen hoe de situatie zich verder zal ontwikkelen, zelfs als de problematiek is verholpen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wanneer is het spraken van coalitie binnen een gezin?

A
  • Coalitie: een verbond tussen gezinsleden gericht tegen andere gezinsleden. Voorbeeld als twee boers zich samen tegen de regels keren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is het verschil tussen alliantie en coalitie?

A
  • Alliantie: op het moment dat gezinsleden verband met elkaar aangaan (verdergaand verband)
  • Coalitie: een verbond tussen gezinsleden gericht tegen andere gezinsleden. Voorbeeld als twee boers zich samen tegen de regels keren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Waaraan kun je volgens Carter en Mcgoldrick zien of een gezin goed functioneert?

A

ziet het gezin als een verzameling van individuën die ieder hun eigen ontwikkeling doormaken, deze veranderingen kunnen stress veroorzaken een goed functionerend gezin kan de balans hervinden en weet flexibel om te gaan met open en geslpten gezinnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Welke interventies kunnen toegepast worden binnen de systeem theory?

A
  • Gespreksvoering en observatie
    • vragen naar de binnenkant
    • bekijken vanuit de buitenkan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat houdt systeem gerichte gespreksvoeing in?

A
  1. Beurt verdelen en structureren
    • Als je met meerdere mensen tegelijk gaat werken
    • Het gesprek structuren
    • Er voorzorgen dat iedereen aan het woord komt
  2. Circulaire vragen
    • Het ene gezinslid uitnodigen om in het bijzijn van een de ander iets over hem of haar te zeggen( Constructief roddelen)
  3. Positief etiketteren / reframen / her-kaderen
    • Iets wat iemand heel negatief zegt, probeer je een wat werkbaarder richten op te duwen.
    • Door middel van parafraseren
  4. Interactioneel herformuleren
    • Moeder zegt: ‘ ik wil gewoon dat Danio stopt met blowen’
36
Q

Maja (10 jaar) vertoont sinds dit schooljaar zeer opstandig en soms ook agressief gedrag, met name op school. Na analyse van een systeemtheoretisch pedagoog blijkt dat verschillende elementen hierop van invloed zijn: er is een wisseling geweest van leerkracht, de klas is meerdere malen opgedeeld in nieuwe groepjes en de ouders van Maja liggen in scheiding.

Dit is een voorbeeld dat past bij het begrip:

  1. Equifinaliteit
  2. Multicausaliteit
  3. Multifinaliteit
A

B

37
Q

Wat houdt armoede in?

A
  • Nederland: Armoede : als mensen leven onder de lage-inkomensgrens en langere tijd geen toegang hebben tot de (in deze samenleving) noodzakelijke middelen en goederen.
38
Q

Wanneer spreken we van langdurige armoede?

A

4+ jaar

39
Q

Wat is de lage-inkomensgrens voor 1 ouder met 2 kinderen in Nederland?

Maria en haar man wonen samen in Rotterdam ze en hebben 2 kinderen. Hun gezamenlijke inkomen is 1600 euro, kunnen in deze situatie spreken van een lage-inkomens grens?

A
  • Lage-inkomensgrens:
    • 1600 euro (1 ouder met 2 kinderen)
    • 2000 euro (paar met 2 kinderen)
40
Q

Ongeveer hoeveel kinderen in Nederland leven on de armoede grens? 1 op de…

A
  • 1 op de 10 kinderen leeft onder de armoede grens.
41
Q

Geef voorbeelden van sociale uitsluiting?

A
  • Risico op sociale uitsluiting (niet meedoen in de samenleving)
    • Geldgebrek: schoenen, kleding, tandpasta, stroom, water etc.
    • Onvoldoende sociale participatie: deelnemen aan groepsactiviteiten
    • Onvoldoende toegang tot sociale grondrechten: veiligheid (veilige buurt)
    • Onvoldoende normatieve integratie: leren van sociale
42
Q

Waarom is het belangrijk dat kinderen meedoen aan georganiseerde vrijetijdsbesteding?

A
  • Bijv. sport: bevordert de lichamelijke ontwikkeling, maar ook de sociale ontwikkeling (vriendschappen, structuur etc.)
43
Q

Welke gevolgen komen voor in gezinnen waarin er sprake is van intergenerationele armoede ?

A
  • Lage verwachtingen van het leven
    • Over zichzelf
    • Lage locus of control:
  • Fysiek disciplineren, inconsequent, weinig invloed
  • Oorzaak intergenerationele overdracht:
    • Stress
    • Houding die wordt overgenomen
44
Q
  • Wat voor gevolgen heeft armoede op onderwijskansen?
A
  • Minder onderwijskansen
    • Opleiding ouders => Interactie ouder-kind minder stimulerend
    • Stress => cognitieve ontwikkeling
  • Negatief effect op psychosociale ontwikkeling:
    • Internaliserend en internaliserend
45
Q

Welk model kan worden gebruikt om beschermende en risicofactoren toe te passen bij een gezin de in armoede verkeerd?

A

Het Balance Model

46
Q

Welke gevolgen heeft armoede om de hersenontwikkeling van het kind?

A
  • Slechte hersenontwikkeling door:
    • Door weinig ondersteunende en stimulerende interactie
    • Materiele achterstand
    • Stress door multiproblematiek
  • Gevolg: minder goede emotieregulatie
47
Q
  • Wat voor effecten heeft armoede op de psychosociale ontwikkeling van kinderen?
A
  • Negatief effect op psychosociale ontwikkeling:
    • Internaliserend en internaliserend
48
Q
  • Wat voor effecten heeft armoede op de hechting van kinderen?
A
  • Grootste risico: onveilige hechting -> invloed latere leven
49
Q

Welke interventies horen bij stress-sensitieve dienstverlening?

A
  • Stress-sensitieve dienstverlening
    • De kern: Stap voor stap in een veilige sfeer
    • Voeg geen stress toe
    • Steunende interactie
      • Motiverende gespreksvoeding
    • Psycho-educatie consequenties van stress
      • Uitleggeven over het probleem dat aan de orde is
    • Helpende instrumenten
      • Reminders sturen
      • Duidelijk plan samen maken die ze kunnen gebruiken
    • Schaarste opheffen waar mogelijk
      • Aanvragen met subsidies
    • Beloningssystemen invoeren
  • Empowerment: eigenkrachten versterken, zelfstandigheid stimuleren
  • Maatwerk: contact hebben met alle instanties
  • Integrale aanpak
50
Q

Wat verandert er in het systeem bij ziekte en overlijden van een gezinslid? Tot welke opvoedingsvragen leidt dit?

A
  • Hoe praat ik met mijn kinderen over ziekte en de dood?
  • Kan mijn kind nog wel naar school blijven gaan?
  • In hoeverre moet ik mijn kind betrekken bij het ziekteproces/overlijden?
  • Hoe weet ik of mijn kind of een ander gezinslid vast loopt in het rouwproces?
  • Hoe kan ik er nog voor mijn kinderen zijn nu ik zelf zoveel verdriet heb?
  • Bestaande structuren veranderen, hoe gaan we daarmee om?
  • Hoe krijg ik weer balans in mijn gezin?
  • Hoe kan ik mijn kind beschermen?
51
Q

Wat is kenmerkend gedrag bij kinderen tussen 0 en 2 jaar die te maken hebben met rouw en ziekte? Maar hierin onderscheid tussen rouw en ziekte

A

Rouw:

  • Nog geen doodsbegrip;
  • Missen van continuïteit/vaste verzorger;
    • Huilen
    • Zoekgedrag vertonen
    • Uiten gedrag lichamelijk (obstipatie)
  • Gevoelig voor wat er om hen heen gebeurt. filmpje
  • Zoekgedrag/huilen Continuïteit in vervangende ouderzorg
  • Hechting; vertrouwen in jezelf en anderen

ziekte

  • Met name last van spanningen in gezin
  • Belang van continuïteit
  • Gedrag kan veranderen
52
Q
  • Wat is kenmerkend gedrag bij kinderen tussen 2 en 5 jaar die te maken hebben met rouw en ziekte? Maar hierin onderscheid tussen rouw en ziekte
A

Rouw

  • Bange peuters: kijk hier een filmpje
  • Magisch denken.. : dood is omkeerbaar
  • Zoekgedrag/steeds dezelfde vragen stellen
  • Kind hoopt dat het een “boze droom” is
  • Agressie/boosheid
  • Rijke fantasie

Ziekte

  • Magisch denken, jouw gedrag heeft invloed op ziekteverloop
  • Ziekte wordt gezien als tijdelijk
53
Q

Wat voor opvoedingstip kun je een ouder geven die te maken heeft mij rouwen kinderen tussen 2-5 jaar?

A

Opvoedtip

  • Blijven uitleggen wat de situatie is
  • Zo Concreet mogelijk maken voor kinderen bijv.: als je dood ben dan doen je benen het niet meer, je ogen, je armen etc.
  • Niet zeggen: Papa gaat slapen
  • Duidelijk maken dat gedrag niets te maken heeft met het gedrag van kinderen.
54
Q

Wat is kenmerkend gedrag bij kinderen tussen 6-12 jaar die te maken hebben met rouw en ziekte? Maar hierin onderscheid tussen rouw en ziekte

A

Rouw:

  • Vanaf 5/6 jaar:
    • Ontstaan cognitief begrip van de dood.
    • Doodsbegrip door ervaren
  • 6/7: concreet denken. Dood is definitief; kan angst veroorzaken
  • 8/9: dood is onherroepelijk/niet te vermijden (ook zelf niet)

ziekte

  • Alles willen weten over de ziekte
  • Grote fantasie
  • Weten veel, maar eigenlijk niet genoeg
55
Q
  • Wat is kenmerkend gedrag bij kinderen tussen 12 en 18 jaar die te maken hebben met rouw en ziekte? Maar hierin onderscheid tussen rouw en ziekte

Wat voor opvoedingstip kun je een ouder geven die te maken heeft mij rouwen kinderen

A

Rouw

  • Klik eerst op het filmpje
  • Vaak rouwen OF puberen
  • Rouwt als volwassene
  • Los moeten maken versus zo hard nodig moeten hebben
  • Niet anders willen zijn
  • Ogen van anderen op je gericht hebben

Ziekte

  • Moeilijk om los te maken van ouder die ziek is
  • Niet na kunnen denken over de ernst
  • Focus op leuke dingen
  • Geen medelijden willen

opvoedtip:

Het is goed voor deze kinderen om met iemand te vragen maar liever met iemand buiten de familie.

Bezig zijn met toekomst en school, geeft ze houvast

56
Q

Hoe kun je het beste communiceren met kinderen in een ziekenhuis?

A
  • Waardering en respect
    • Voor wat het kind wilt
    • Wat de ouders willen, wat ze aangeven wat goed is voor het kind.
  • Informatie delen
    • Complete en begrijpelijke informatie
    • Aansluiten op niveau
  • Participatie
    • Betrokken met wat er gaat gebeuren
    • Boven de 16 beslissing
    • Meebeslissen
  • Samenwerken
    • Gelijkwaardig worden gezien in het proces
57
Q

Hoe is de visie van psycholoog Worden op rouw?

A
  1. Erkennen (realiteit aanvaarden)
  2. Herkennen (pijn en verdriet doorleven)
  3. Verkennen (aanpassen aan nieuw leven)
  4. Verbinden (overledene emotioneel plek geven + draad van het leven weer oppakken)
58
Q

Verschillende interventies rondom ziekte en rouw

A
  • Creatief bezig zijn, kleien/tekenen/spelen
  • Kankerspoken (website)
    • Opgelucht staat netjes (spel)
    • Praktisch werkboek: Onzichtbaar verdriet
  • https://www.kinderpalliatief.nl/professional/kennis/boekenkast
  • www.in-de-wolken.nl
  • Lotgenoten contact: Achter de Regenboog, www.achterderegenboog.nl
59
Q

Waar kun je terecht als een gezin hulp nodig heeft?

A
  • Uitleg Jeugd & Gezinsteams
  • Uitleg NIK
  • Uitleg Ziezon (onderwijsondersteuning zieke leerlingen)
  • Uitleg rouw- en verliesbegeleiding
60
Q

Wanneer is er spraken van een complexe scheiding?

A

ouders door aanhoudende ernstige conflicten het belang en welzijn van de jeugd geen uit het oog te verliezen even al het wederzijds belang.

61
Q

De ouder van Silvia (8 jaar) hebben verkate ruzies, zo erg dat moeder de auto van vader kapot heeft geslagen. Ze dwarbomen en denigreren elkaar in het bijzijn van het kind. er is hier spraken van:

A een ernstig conflict
B een coalitie
C een rouwprocess

A

A

62
Q

Wat zijn de risico factoren bij een veschtscheiding?

A
  • Gedragsmatige en/ of persoonlijkheidsproblemen;
  • Traumatische ervaring;
  • Geweld problemen;
  • Alcohol- en/ of drugsverslaving;
  • Conflicten tijdens de relatie en/of ernstige relatieproblemen en/ of elkaar niet kunnen vergeven.
  • Het netwerk kan hierbij een escalerende rol vervullen;
    • Binnen het netwerk hebben mensen vaak het gevoel dat ze moeten kiezen.
    • Het kan helpen als iemand binnen het netwerk kan spiegelen
  • De juridische strijd tussen ouders.
    • Ouders komen tegen elkaar te staan
    • Het gaat om dan om winnen en verliezen
63
Q

Wat zijn de mogelijke gevolgen van (vecht-) scheiding bij kinderen?

A
  • Stress door:
    • Oncontroleerbare stressvolle situaties
    • Mensen ontwijken
    • Blijven hangen in negatieve emoties
  • het ontwikkelen van PTSS als kinderen worden blootgesteld aan politie en geweld
  • Gehechtheid problemen
  • Loyaliteitsconflicten
  • Parentificatie
  • Ouder onthechting: het niet meer willen van een ouder.
64
Q

Maria 6 jaar slaap na het scheiden van haar ouder elke avond met moeder in bed. Je vraag Maria hoe het komt dat zij met mama in bed slaapt. Maria geeft aan dat ze niet wilt dat mama alleen slaapt nu dat papa er niet meer is. Want anders wordt mama verdrietig. Hoe noem je dit phenomeen bij kinderen?

A

Parentificatie

65
Q

Hoe komt het dat kinderen waarvan de ouders zich in een (vecht-) scheiding bevinden een verhoogdrisico hebben op gehechtheidsproblemen?

A

voor een veiluge geheichtheid van een kind is een sensitive en responsive ouder nodig :

  • Rust uitstraalt
  • Beschikbaar is
  • Veiligheid kan bieden
  • geborgenheid kan bieden
  • Stabiliteit kan bieden

deze facriren zijn onder stress tijden een vecht scheiding

66
Q

Welke specifieke ervaringen kunnen traumatisch zijn bij een vechtscheiding tussen ouders?

A
  • Acute verlating;
  • Verbaal en fysiek geweld;
  • Confrontatie met politie;
  • Gedwongen scheiding van de veilige hechting figuur;
  • Het ervaren van ernstige stress bij één of beide ouders extreme straf door een primaire verzorger;
  • Het chronisch ontbreken van aandacht en belangstelling;
67
Q

Welke risicofactoren kunnen voor, tijdens en na ouderlijke scheiding leiden voor probleemgedrag?

A
  • huiselijk geweld en kindermishandeling;
  • Ernstige negatieve interacties tussen de ouders;
  • psychologische oorlogsvoering tussen de ouders;
  • een instabiele inwonende ouder of ouders;
  • een slechte band met de inwonende ouder;
  • ernstige en langdurige ouder conflicten;
  • Een slechte band met de inwonende ouder;
  • Het aantal bijkomende veranderingen zoals verhuizing school veranderingen en nieuwe partners;
  • Financiële problemen (In het algemeen achteruitgaan in sociaal streepje economische status (SES), In het bijzonder als er sprake is van armoede);
  • Het slechte band met de uitwonende ouder;
  • Een slechte band met stiefouder;
  • Mensen uit het netwerk van beide ouders die de strijd in negatieve zin bij invloed op.
68
Q

Wat zijn beschermende factoren tijdens een ouderscheiding?

A
  • Humor van de ouder
  • Onderlinge genegenheid
    • Wederzijdse beïnvloeding
  • Interesse van de jeugdige
  • Een positieve onderlinge communicatie
  • Goede band inwonende en uitwonende ouder (dat kan bij regelmatig contact recht op)
69
Q

Welke Interventies kan een pedagoog kan inzetten als hij/zij te maken krijgt met (vecht)scheidingen bij kinderen in een gezinssituaties?

A

Kinderen

NJI: Databank Effectieve Jeugdinterventies

  • Stoere schildpadden;
  • Dappere Dino’s;
  • !JES (Jij en Scheiden) het brugproject;
  • KIES (kinderen In Een Scheiding)
70
Q

Welke elementen zijn volgens onderzoek werkzaam bij interventies bij scheiding?

A
  • Kort durende; Mats. 10 van circa 60 minuten
  • meest succesvol als ingezet bij kids van 9 tot 12 jaar
  • Psycho-educatie voor inzicht bij kinderen
  • CGT- techniek om post gedachten patronen te bewonderen
  • groepssetting; Leeftijd/ lotgenoten
  • rollenspelen groepsdiscussies (trainen problemen oplossen de vaardigheden)
71
Q

Wat houdt de IVRK wetgeving in?

A
  • In het internationaal verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK ) en In het burgerlijke wetboek is vastgelegd dat jeugdigen recht hebben om omgang met beide ouders, tenzij dit niet in hun belang is.
  • Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding (2009)
  • ouderschap plan
  • gezamenlijk gezag recht op gelijkwaardige ouderschap
72
Q

Wendy en Peter zijn gescheiden samen gaan ze een oudershapplan opstellen. Wat moet er in een ouderschapsplan komen te staan?

A
  • hoe wordt de zorg en opvoeding (zorgregeling) verdeeld?
  • Hoe wordt de omgang met de kinderen geregeld (omgangsregeling)?
  • Hoe informeer de ouders elkaar?
  • Hoe consulteer je elkaar en neem je samen beslissingen over belangrijke onderwerpen, bijvoorbeeld over schoolkeuze; kosten verzorging en opvoeding (kinderalimentatie)
  • Kinderen vanaf 12 jaar moeten hierin gehoord worden.
73
Q

Welke interventie kun je in zetten bij gescheiden ouders?

A
  • Ouderschap blijft
  • Ouderschap na scheiding (ONS)
  • Ouders werken samen.
74
Q

Casus: Je gaat als pedagoog werken bij een jeugdzorginstelling. Tijdens je werk vraag je jezelf af waarom hier voor een bepaalde methodiek is gekozen om gezinnen te begeleiden. Je collega legt uit dat deze methodiek “ evidence-based” is. Waar komt het vandaan? Wat houd het in? En wat is het doel?

A
  • Amerikaans onderzoek (90’s) dat zei: “nice facilities, poor programs”
    • Families first
    • Home start
    • Triple P
      Als gevolg hiervan: omslag van ongestructureerd en niet-onderbouwde hulp naar Evidence-based werken
  • Je kunt niet zomaar keuzes maken met betrekking tot cliënten, dit moet een onderbouwd zijn op basis van verschillende bronnen. De bronnen die voeg je samen en trek je een conclusie over. soms kunnen deze bronnen tegenstrijdig zijn, toch met je alle informatie samenvoegen om een gedegen conclusie te trekken.
  • Het doel: het leveren van kwalitatief goede zorg (en geld besparen)
    • Zorg verzekering vergoeding
    • Efficiënt verloop van de zorg
75
Q

Uit welke 3 type bronnen bestaat het Evidence-based-practice?

A
  • Wetenschappelijk onderzoek
  • Praktijkkennis, opleiding en ervaring van hulpverleners
  • Ervaringen, vragen en voorkeuren van cliënten

Kennis Niet alleen over specifieke interventies maar ook algemene aanpakken die werkzaam zijn maar ook over algemeen werkzame factoren en welke onderdelen uit aanpakken precies werkzaam zijn.

76
Q

Wat zijn de voor- en na delen van evidence-based-practice?

A

Voordelen (volgens sommigen)

  • Kwaliteitsbewaking:
    • Een professional krijgt niet te veel ruimte om te kiezen welke handelingswijze interventie bij een bepaald probleem.
    • Professionals hebben de neiging om interventies te kiezen waar ze zich goed bij voelen (subjectief)
    • Objectiever te werk gaan
  • Voorkomen dubbel werk
    • Niet steeds opnieuw de zelfde onderzoeken moeten uitvoeren om een effectieve interventie te ondervinden.

Nadelen (volgens anderen)

  • Effecten worden aangetoond op groepsniveau geen individuele variatie
    • Het kan zijn dat een specifieke erkende interventie niet past binnen een gezin.
  • Het is moeilijk om “flexibele” interventies te standaardiseren
    • Het is moeilijk op protocollen op te stellen omdat de uniciteit van elke problematie
  • Gebruik met diagnoses
    • Medicaliseren
    • Herstelproces ten goede?
77
Q

In het sociaal werkveld is er behoefte aan flexibiliteit, dit omdat maatwerk lastig te onderzoeken is. Hoe zou je met behulp van het NJI je kunnen oriënteren op onderbouwde interventies?

A
  • Het NJI “wat werkt”
    • Werkzame elementen en onderdelen die je zou kunnen inzetten.

Algemene elementen:

Dragen altijd bij, ongeacht context

Specifieke elementen:

Dragen alleen in bepaalde context bij, met bepaalde doelgroepen etc.

78
Q

een pedagoog bezitten om een positieve en constructieve werkrelatie op te bouwen.

A
  • Interpersoonlijke waardigheden zoals: empathie, doelgerichtheid en veerkracht
  • Het gaat niet om talent maar om de motivatie om je zelf te verbeteren, dit is het meest effectief.
79
Q

Waar staat GIZ-methodiek voor?

A

Gezamenlijk inschatten van zorgbehoefte

80
Q

Hoe wordt de GIZ-methodiek onderbouwd en onder welk onderzoeksniveau kun je dit plaatsen?

A

Theoretisch onderbouwd, niveau 1

81
Q

Hat is het hoofddoel van GIZ-methodiek?

A
  • Doel: “een gezamenlijke inschatting met jeugdige en/of ouder/verzorger van krachten, ontwikkel- en zorgbehoeften en ondersteuning, zodat gezinnen passende, tijdige en effectieve ondersteuning ontvangen en versterkt worden in hun autonomie, competentie en verbondenheid”
  • In samenspraak met het gezin wordt ingeschat wat er goed gaat en waar er vragen zijn om zo een passende ondersteuning te bieden.
82
Q

Waarom het GIZ-methodiek toepassen/gebruiken?

A
  • Om de professional te helpen om de ernst van de situatie in kaart te brengen en zo onder- of over indicering (te veel of te weinig ondersteuning ) te voorkomen.
83
Q

Welke hulpmiddelen biedt de GIZ-methodiek om de ernst van de gezinssituatie in kaart te brengen?

A

Het gebruik van 2 instrumenten/hulpmiddelen:

  • het CAF-driehiek (common assessment framwork)
  • het Gezonde Ontwikkeling Matrix (GOM)

Dit zijn hulpmiddelen om in kaart te brengen hoe ernstig de gezin situatie is op dat moment

  1. opvoeding
  2. omgeving
  3. Ontwikkeling
84
Q

Uit welke 3 fases bestaat het GIZ-methodiek?

A

Drie fases:

  1. IntroducerenCAF
    • Mbv visuele schema’s doel en structuur uitleggen
  2. AnalyserenCAF en GOM
    • Nadruk krachten en mogelijkheden
    • Zorgbehoeften
    • Adhv ontwikkeling, opvoeding, omgeving
  3. Inschattenresultaten CAF en GOM
    • Weging aard, ernst en urgentie wb krachten-zorgbehoeften
    • Prioritering en doelen stellen
85
Q

Wanneer kun Je de GIZ methodiek toe passen?

A

Toepassing

  • Preventief
  • Extra contacten of start hulpverlening
  • Multidisciplinair
    • Tussen taxatie instrument

Overal en in elk moment van het hulpverleningstraject.