pedagogiek 1-5 Flashcards

1
Q

Waar houdt hetgezinsondersteuning zich mee bezig?

A

‘Opvoedingsondersteuning is gericht op het verbeteren van de opvoedingssituatie van kinderen…’ (Nji, z.d.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de doelen voor opvoedondersteuning?

A

— Voorkomen van problemen in de opvoeding of ontwikkeling (door informatie te geven of problemen te signaleren) bijv.: kindermishandeling

— Helpen oplossen van zorgen en problemen bij het opgroeien (via een adviesgesprek of praktische hulp) Bijv.: Omgangsregeling bij opvoedondersteuning

— Versterken van de pedagogische competenties en vaardigheden (via ouderbijeenkomsten, -cursussen, etc.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De pedagoog dient bewust keuzes te maken over de vorm van opvoedingsondersteuning die hij/zij gaat toepassen. Waar baseer de pedagoog deze keuze op?

A

Deze keuze baseer je op: - Theoretische basis/modellen; - het doelgroep van het kind; - Doel en vraag van de ouder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Benoem de 3 gradaties van opvoedingsmoeilijkheden en welke opvoedingsmogelijkheden hier het beste van toepassing zijn?

A

Opvoedingsvragen  Opvoedingsvoorlichting van toepassing Opvoedingsspanning  Opvoedondersteuning: Steun en advies over hoe Opvoedingsproblemen (opvoedingsnood en –crisis)  Hulpverlening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Maria heeft een zoon 3 en zij maakt zich zorgen want hij is erg driftig. Zij komt lang bij centrum jeugd en gezin en steld deze vraag aan de pedagoog. De pedagoog geeft haar opvoedingsvoorlichting over de peuterpuberteit en praktische tips om haar hiermee te helpen.

Wat voor type opvoed moeilijkheden is hier spraken van?

A opvoedingscisis

B opvoedvragen

C opvoedings spanning

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Casus: Otis (11 jaar) kent een moeilijke thuissituatie waarin ouders vaak slaande ruzie hebben en Otis externaliserende gedragsproblemen laat zien; agressie, druk doen etc.

De combinatie van relatieproblemen en gedragsproblemen bij Otis zorgt ervoor dat ouders het niet langer aankunnen. Otis wordt tijdelijk in een pleeggezin geplaatst (in het netwerk was dit niet voorhanden), in overleg met ouders.

hier is praken van:

A opvoedingsvraag

B OPvoedingsprobleem

C Opvoedingsspanning

A

B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Minenka 15 jaar komt uit een gezin met traditionele ouders. Minenka moet na school meteen naar huis komen en mag zelden met haar vriendinnen naar buiten. Minenka vindt dit niet leuk en laat zich thuis ook horen. Zij is nu vaker en aan het spijbelen en de spanning thuis is erg hoog. Elke dag maakt zij ruzie met haar moeder omdat zij meer vrijheid wilt. Morgen moet Moeder naar school om te praten over Minenka’s spijbel gedrag.

Hier is sprake van:

A. opvoedspanning

B. Opvoedcrisis.

C. Opvoedprobleem

A

A

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Binnen de jeugdzorg vonden veel veranderingen plaats; over welk verandering wordt er gesproken als men spreekt over de transitie en wanneer heeft dit plaatsgevonden?

A

De transitie refereert naar 2007-2010 waarin de verantwoordelijk voor het scheppen van voorwaarden rondom de ontwikkeling van het kind zo goed mogelijk te laten verlopen werd gelegd bij een nieuwe ministerie namelijk het ministerie van Jeugd en Gezin.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat was de aanleiding tot het creëren van Ministerie van Jeugd en Gezin en wanneer heeft dit plaats gevonden?

A

het probleem was dat jeugdhulp viel onder diverse ministeries (- Welzijn,- gezondheidzorg,- Justitie etc.); naar aanleiding hiervan is in 2007-2010 het Ministerie van Jeugd en Gezin.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Binnen de jeugdzorg vonden veel veranderingen plaats; over welk verandering wordt er gesproken als men spreekt over de Transformatie en wanneer heeft dit plaatsgevonden?

A

Hier wordt gesproken over de transformatie die in 2015 heeft plaatsgevonden waarbij de overheid de verantwoordelijkheid van jeugdhulp legt op de Gemeente.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar richt de wet collectieve preventie volksgezondheid zich op?

A

Wet collectieve preventie volksgezondheid richt zich op:

  • Op het waarborgen en bevorderen van gezondheid van burgers
  • voorkomen van problemen met gezondheid van burgers.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het doel van de Wet kinderopvang?

A

? Stimuleren dat ouder zowel de zorg van hun kinderen als werk kunnen volhouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat houdt de Wet kinderopvang in?

A
  • Financiering tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang
  • basis kwaliteitseisen opstellen
  • (veiligheid en gezondheid) Gemeente GGD inspectie
  • Wet IKK
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar houdt de Wet IKK zich mee bezig?

A
  • Ontwikkeling van het kind
  • Veiligheid en gezondheid
  • Stabiliteit in pedagogisch medewerkers
  • Mogelijkheden pedagogisch maatwerk.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

? Wat is het doel van de Wet Passend Onderwijs?

A

Het doel van de Wet Passend Onderwijs is:

  • Om elk kind uit te dagen het beste uit zichzelf te halen,
  • hierbij is de school verplicht om een passende plek krijgen voor kinderen die echt ondersteuning nodig hebben,
  • ter voorkomen dat kinderen thuis komen te zitten. —

Scholen hebben zorgplicht + werken in samenwerkingsverbanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het uitganspunt van de wet passend onderwijs?

A

“Alle kinderen moeten een plek krijgen op een school die past bij hun kwaliteiten en mogelijkheden…”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat houdt de Participatie wet in ?

A

— Uitgangspunt: Iedereen die kan werken, toeleiden naar werk — Ondersteuning en middelen vanuit gemeente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het doel van WMO?

A

Het WMO richt zich op psychosociale problematiek, chronische psychische of psychiatrische problemen en mensen met verstandelijke en/of lichamelijke beperkingen.

Het doel is om:

  1. Sociale samenhang te bevorderen; Het zorgen dat dit doelgroep eerst oproep kan doen op sociale netwerken.
  2. Het ondersteunen zelfredzaamheid en participatie: zorgen dat dit doel groep weer deel kan nemen aan de maatschappij
  3. Het bieden van opvang.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waarom is het WMO belangrijk voor de pedagoog?

A

Het WMO is leidend voor Jeugd beleid, De hulp aan gezin, kinderen en jongeren Verloopt volgens dit stappenplan. De regering geef de regie over de stappenplan En moet allerlei voorzieningen. En ondersteuning regelen. Maar het doel is dat na deze voorzieningen de zorgvrager mee kan doen Aan de samenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is het doel van Nieuwe Jeugdwet?

A

5 doelen:

  1. Empowerment, Versterken van eigenkracht
  2. Samenwerking met professional Vraaggericht i.p.v. Aanbodgericht
  3. Eerder hulp op maat bieden voor kwetsbare kinderen
  4. 1 gezin, 1 plan, 1 hulpverlener
  5. Meer ruimte voor jeugdprofessional(minder administratie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Benoem vier factoren die van invloed kunnen zijn op de opvoeding (en/of de ontwikkeling) van een kind.

A

Het kind-, ouder-, gezins- en bredere omgevingsfactoren.

22
Q

Wat is het verschil tussen Internaliseren en Internaliserend gedrag?

A
  • Internaliseren: botsing met omgeving en gelden sociale en maatschappelijke regels en normen. vb. druk, driftig, agressie, middelen gebruik en delinquentie
  • Internaliserend: Kind ondervindt hier zelf de meeste hinder van.

V.b.: angst, onzekerheid en verdriet

23
Q

Wat zijn de factoren die van invloed zijn op de keuzes van opvoeder/ouder?

A
  • beleving ouderschap
  • kennis & Vaardigheden
  • Eigen opvoedingsgeschiedenis
24
Q

Wat zijn de factoren die het kind tijdens de opvoeding beïnvloeden?

A
  • temperament - lichamelijke eigenschappen - capaciteit
25
Q

Hoe benaderd het transsectioneel ontwikkelingen model de opvoeding?

A

Benaderd de opvoeding als een transsectioneel(uitwisselings-) proces waarin het kind, de ouder en de omgeving elkaar wederzijds beïnvloeden.

26
Q

Het gezin van Joost, Melanie en hun ouders. Joost 12 jaar is thuis druk, hyperactief en opstandig. Zijn gedrag loopt de laatste tijd ook op school dermate de spuigate uit dat de schoolleiding van Joost alarm heeft geslagen. Joost wordt geschorst; overplaatsing naar speciaal onderwijs dreigt. De ouders van Joost zijn niet verbaasd, de botsingen met Joost worden thuis steeds heftiger. Ambulante gezinshulpverlening zou het tij kunnen keren. Het onhandelbaar een en zorgwekkende gedrag van Joost is het eerste onderwerp dat aan de orde komt In het contact met de gezinshulpverlener maar snel komt de hulpverlener erachter dat er veel meer aan de hand is de oude van Joost hebben besloten na jaren weer van huwelijks problemen, te gaan scheiden ze zitten midden In het proces van het zoeken naar woonruimte s, verdelen van spullen, hoe om te gaan met de financiën en hoe te voorkomen dat ruzies te veel uit de hand lopen. Bovendien komt aan het licht dat het met Melanie , de oudere zus van Joost, ook niet erg lekker gaat. Ze is de laatste tijd neerslachtig iets zorgwekkend weinig en lijkt er op school met de pet naar te gooien. Haar ouders vinden haar gesloten en hebben moeite om contact met haar te krijgen. Je kunt je afvragen hoe het drukke onhandelbaar gedrag van Joost geleid tot spanning in huis en daarmee tot spanning In het huwelijks van zijn ouders, de resulteert in een breuk? Of is het zo dat de spanning In het huwelijks geleid hebben tot onzekerheid en onrust bij Joost die daardoor lastiger gedrag geen vertonen? En welke invloed heeft het probleemgedrag van Joosten en de huwelijks van de 14 jarige Melanie vice-versa? Analyseer deze casus a.d.h.v. het Balance Model.

A

Het Balance model gaat uit dat ouder en kinderen elkaar wederzijds beïnvloeden. Daarnaast wordt de context van het gezin beïnvloed door kind, ouder- en omgevingen factoren. hierbij kan je gebruik maken van het model van Bronfenbrenner om alle factoren op kaart te brengen microsysteem(kind- ouder en gezinsfactoren), Mesosysteem (netwerk, school, buurt factoren) Macro (sociaaleconomische gezinsfactoren, culturele- en maatschappelijke factoren). hierin maak je onderscheid tussen draagkracht (bescherende factoren) en draaglast(risico factoren). de cumulatie van zowel de risico- en beschermende factoren, dienen in evenwicht te zijn om de opvoeding goed te laten verlopen.

27
Q

Hoe kijkt het Balance model naar de interactie tussen ouders en kinderen binnen een gezin?

A
    • Ouders en kinderen beïnvloeden elkaar wederzijds.
    • De context van het gezin wordt beïnvloed door kind-, ouder- en omgevingsfactoren;
    • De beïnvloeding kunnen positief (Beschermende factoren) of negatief (risico factoren.
28
Q

wat is het verschil tussen draagkracht en draaglast?

A

Draagklacht: Alle factoren die de opvoeding/ontwikkeling goed laten verlopen Draaglast: alle factoren die de opvoeding bedreigen

29
Q

Wat houdt levensloop theorie in?

A

de levensloop theorie gaat er van uit dat een mensenleven bestaan uit 8 levensstadia, per stadium is er een kernconflict ontwikkelingsopgave. Wanneer een kernconflict niet goed word uitgewerkt dan heeft dit gevolgen voor volgende stadium

  • In iedere levensfase geldt een aantal ontwikkelingstaken. Ieder persoon gaat hier anders mee om waardoor iedereen uiteindelijk een andere route volgt. (verschillende elementen) EN Alles heeft weer invloed op elkaar
30
Q

Benoem de 4 onderdelen van het levensloop model en wat deze inhouden? .

A
  1. De aangeboren kenmerken van een persoon
    • Aangeboren kenmerken, ofwel kenmerken van een kind. Name veerkracht
    • Veerkracht: het vermogen om flexibel en volhardend te reageren in lastige situaties
    • Dit is een van de factoren die horen bij de levensloopmodel.
  2. De verwachtingen die een persoon opbouwt ten opzichten
    • De mate van vertrouwen in anderen (vertrouwen) en vertrouwen in jezelf (zelfvertrouwen)
  3. De oplossing van ontwikkelingsopgaven
    • Hoe jij als kind omgaat met taken/opgaven/conflicten in een bepaalde levensfase
    • Hechting aan ouders in het eerste levensjaar, of vormen van je eigen identiteit rond je 12de
  4. De sociale steun die een persoon ervaart
    • In welke mate jij tijden de ontwikkelingsopgaven steun krijgt van bijv. een ouder.
    • Anderen kunnen hier een rol spelen
    • Dis een factor die hoort bij het levensloopmodel.
31
Q

Uit welke elementen bestaat situatiegerichte sociale steun?

A
  • Materiele steun
  • Praktische steun: meehelpen in alledag
  • Sociale en maatschappelijke invloed aanwenden

Bijvoorbeeld: iemand met invloed gebruikt om iemand in de situatie kan helpen.

32
Q

Uit welke elementen bestaat persoonsgerichte sociale steun?

A
  • Cognitieve steun: informatie, advies, feedback geven
  • Emotionele steun: meevoelen, troosten, luisteren
  • Waarderingssteun: waardering, respect tonen
  • Psychologische steun: gevoel geven van erbij horen
33
Q

Welke interventies kun je al pedagoog bieden/toepassen binnen de sociale steuntheorie?

A
  • Ouders informeren - wegwijs maken in staat stellen eigen keuzes te maken;
  • De na druk op wat er wel goed gaat
  • Trainen op sociale vaardigheden
  • netwerk versterken
  • participatie stimuleren.
  • Kleine groepen zodat je je onderdeel van de gemeenschap voelt.
34
Q

Wat is het belang van theoretische modellen?

A
  • Theoretische modellen kun je zien als een bril(gebaseerd op onderzoek) waarmee je een vraagstuk/probleem bekijkt — Een theorie biedt een:
  • Een beschrijvende kader
  • Verklaringskader:
35
Q

Welke factoren zijn van invloed op het ouderschap volgens het model van Belsky?

A

Het Ouderschap wordt beïnvloed door verschillende factoren:

  • Werk;
  • Ontwikkelingsgeschiedenis;
  • Persoonlijkheid;
  • Relatie tussen partner;
  • Sociale netwerk;
  • Karakteristieken kind.
36
Q

Hoe kijkt het model van Belsky naar interactie tussen kind, ouder en de bredere sociale omgeving bij het ouderschap, beïnvloeden deze factoren het ouderschap evenredig?

A

Kenmerken van: het kind, de ouder en bredere sociale omgeving hebben geen evenredige beïnvloeding op het ouderschap.  Sommige factoren hebben meer invloed dan anderen.

37
Q

Welke factoren zijn volgens het model van Belsky prominent?

A

Persoonlijkheid ouder (plus zijn ontwikkelingsgeschiedenis) indirect van invloed zijn op ouderschap – prominent plek!

38
Q

Welke factoren hebben volgens het model van Belsky invloed op de sensitiviteit van ouders richt hun kinderen toe?

A
  • Rijpheid (leeftijd): hoe rijper hoe sensitief een ouder reageert aan de signalen van zijn kind
  • Basis vertrouwen in andere mensen: zijn sensitiever richting hun eigen kind
  • Locus of control: de mate waarin je het gevoel hebben over hun eigen leven
  • Copingstijl: in welke mate een individu actief aan de slag gaat met eigen probleem
39
Q

De persoonlijkheid van de ouder heeft invloed op het ouderschap. Op welke andere onderdelen van het leven heeft de persoonlijkheid van de ouder volgens het model van Belsky invloed op.

A
  • het Sociaal netwerk
  • Werk
  • Relatie tussen partner
40
Q

Sociale steun heeft 3 belangrijke functies welke zijn deze?

A

— Emotioneel: liefde en acceptatie die je van anderen ontvangt.

  • Indirect: complimenten van een buurvrouw etc.
  • Direct: waardering van een partner
  • Emotionele welbevinding

— Praktisch: assistentie die je krijgt tijdens het ouderschap

  • Oppassen, tweedehands kleding, financiële hulp, advies

— Sociale verwachtingen

  • Visie delen met anderen
  • Duidelijke kaders van verwachtingen.
41
Q

Welke kind factoren hebben volgens het model van beslky invloed op het ouderschap?

A

— Temperament:

  • Moeders die hun kinderen met een lastig temperament omschreven zijn minder responsief/sensitief
  • Als ouders minder sensitief op kinderen reageren, is de kans groter dat kinderen lastig gedrag vertonen.
  • Het gaat niet om de temperament zelf, maar hoe de ouder de het temperament van het kind ervaart/ziet.

— Goodness-of-fit:

  • Een ouder moet goed matchen met de karakteristieken van een kind.
  • Bijv.: een introverte ouder met een extrovert kind.
42
Q

welke factoren zijn volgen het model van Belsky het meest cruciaal voor het functioneren van het ouderschap?

A

— De persoonlijke en psychologische welbevinding van ouder zijn het meest cruciaal voor het functioneren van het ouderschap.

43
Q

Wanneer kun je het model van Belsky het beste gebruiken?

A

Het model van Belsky kun je gebruiken als handvat om specifieke factoren binnen een gezinssituatie te onderzoeken. Dit model legt vooral de nadruk op het ouderschap.

44
Q

Wat is het verschil tussen opvoedingscrisis en een problematische opvoedingssituatie (POS)?

A
  • Een opvoedingscrisis is plotseling, de problematiek is te mogelijk nog te overzien qua hoeveelheid en kan nog eerstelijns hulpverlening worden geboden.
  • Bij een problematische opvoedingssituatie duurt de problematiek al heel lang, problematiek is een opstapeling van meerdere problemen (multiprobem) en hulpverlening is meestal 2de lijns en noodzakelijk.
45
Q

Het gezin van Joost, Melanie en hun ouders. Joost 12 jaar is thuis druk, hyperactief en opstandig. Zijn gedrag loopt de laatste tijd ook op school dermate de spuigate uit dat de schoolleiding van Joost alarm heeft geslagen. Joost wordt geschorst; overplaatsing naar speciaal onderwijs dreigt. De ouders van Joost zijn niet verbaasd, de botsingen met Joost worden thuis steeds heftiger. Ambulante gezinshulpverlening zou het tij kunnen keren. Het onhandelbaar een en zorgwekkende gedrag van Joost is het eerste onderwerp dat aan de orde komt In het contact met de gezinshulpverlener maar snel komt de hulpverlener erachter dat er veel meer aan de hand is de oude van Joost hebben besloten na jaren weer van huwelijks problemen, te gaan scheiden ze zitten midden In het proces van het zoeken naar woonruimte s, verdelen van spullen, hoe om te gaan met de financiën en hoe te voorkomen dat ruzies te veel uit de hand lopen. Bovendien komt aan het licht dat het met Melanie , de oudere zus van Joost, ook niet erg lekker gaat. Ze is de laatste tijd neerslachtig iets zorgwekkend weinig en lijkt er op school met de pet naar te gooien. Haar ouders vinden haar gesloten en hebben moeite om contact met haar te krijgen. Je kunt je afvragen hoe het drukke onhandelbaar gedrag van Joost geleid tot spanning in huis en daarmee tot spanning In het huwelijks van zijn ouders, de resulteert in een breuk? Of is het zo dat de spanning In het huwelijks geleid hebben tot onzekerheid en onrust bij Joost die daardoor lastiger gedrag geen vertonen? En welke invloed heeft het probleemgedrag van Joosten en de huwelijks van de 14 jarige Melanie vice-versa?

Welke stappen onderneem jij als pedagoog als je vraaggericht werken?

Uit welke 6 kenmerken bestaat vraaggericht werken?

A
  1. Samen met de ouders ga je en Concrete hulpvraag formuleren. Je kan hierbij toepassen van schaalvragen om te bepalen hoe ze nu naar de situatie kijken en welke cijfer ze willen behalen. Wanneer is het doel behaald?
  2. Ik ga niet mijn eigen mening opleggen, maar zal in samenwerking met ouders me verdiepen in hun beleving van de situatie.
  3. Bij het kiezen van een passende interventie neem ik twee soorten deskundigheid mee_:_
    • Ervaringsdeskundigheid: het ouder kent het kind het best
    • Professionele deskundigheid: kennis en vaardigheden, inzicht op het gebied van opvoeding en jongeren die je meeneemt na je studie.
  4. Cliënt als regisseur:
    • Cliënt bepaald aan welke doelen wordt gewerkt, ook wanneer en hoe.
  5. Vraaggerichte bejegening
    • Cliënt voelt zich gezien en hoort
  6. Empowerment en eigen kracht van cliënt
    • Kwaliteiten van je cliënt benoemen.
46
Q

Binnen de praktijk van Dorien wordt gezinsgerichte hulpverlening geboden. Zij krijgt een casus binnen waarin Maike 6 jaar veel ruzie maakt op school. Maike heeft 1x in de week ruzie met kinderen op het schoolplein het is niet duidelijk waar hier de oorzaak van is. Hoe zou Dorien deze casus oppakken?

A
  • Een kind kan niet losgezien worden van zijn gezin en context
  • Oplossingen worden binnen de gezinscontext gezocht
  • Sluiten aan, op de belevingswereld van het cliënt;
  • Systematisch kijken naar gezinnen en gezinsleden
    • Er vindt wederzijdse beïnvloeding plaats tussen gezinsleden, je kunt het niet los van elkaar zie;
  • Bronfren Brenner
  • Ouders zijn voorwaardelijk voor een deel van de oplossing.
47
Q

Hoe benaderd een gezinsgerichte hulpverlener een casus?

A

Gezinsgerichte hulpverlener heeft:

  1. Aandacht voor het hele gezin en de interactie patronen de zich binnen en in de omgeving van het gezin afspelen.
  2. Heeft aandacht voor het het sociale netwerk
    • Het is belangrijk dan ouders weten waar ze terecht kunnen in het gezin;
  3. Is meerzijdige partijdigheid
    • Begrip voor alle betrokkenen; (bewust van eigen mening maar onpartijdig in het bespreken van problemen en meningen en belangen van betrokkenen)
    • In leven in alle partijen;
48
Q

Geef 4 voorbeelden van kind factoren waar je als pedagoog naar kijkt tijdens het onderzoeken van risico- en beschermende factoren binnen een gezin.

A
  • Gedragsproblemen (nature en nurture)
  • Beperkingen
  • Problematische gehechtheid
  • Levensgebeurtenissen

Beschermende kind factoren o.a.:

  • Intelligentie
  • Positief zelfbeeld
  • Goede sociale vaardigheden
49
Q

Geef 4 voorbeelden van ouderfactoren waar je als pedagoog naar kijkt tijdens het onderzoeken van risico- en beschermende factoren binnen een gezin.

A

Risicofactoren:

  • Ziekte of handicap
  • Psychiatrische aandoeningen of verslavingsproblematiek
  • LVB;
  • Overdracht.

Beschermende kind factoren o.a.:

  • Reflectie;
  • empathisch vermogen;
  • optimisme;
  • goede sociale vaardigheden;
  • oplossend vermogen;
  • stabiele persoonlijkheid.
50
Q

Geef 4 voorbeelden van gezinsfactoren waar je als pedagoog naar kijkt tijdens het onderzoeken van risico- en beschermende factoren binnen een gezin.

A

Risicofactoren:

  • Werkeloosheid
  • Conflict en huiselijk geweld
  • Overlijden van een van de ouders
  • Wisselende verzorgers en partners van ouders
  • Eenoudergezin
  • Scheiding

Beschermende kind factoren o.a.:

  • Sociale steun van familie en vrienden
  • Harmonie tussen ouders na scheiding
51
Q

Geef 4 voorbeelden van omgevingsfactoren waar je als pedagoog naar kijkt tijdens het onderzoeken van risico- en beschermende factoren binnen een gezin.

A

Risicofactoren

  • Lage sociaal economische status
  • Werkloosheid
  • Armoede
  • Huisvestingsproblemen
  • Slecht onderwijs
  • Wonen in een criminele buurt
  • Blootstelling aan discriminatie en stigmatisering
  • Afwijkende subculturele normen en waarden

Bevorderende factoren

  • Tegenovergestelde van risicofactoren.