PD.5 - Een patiënt met specifieke visuele functie uitval Flashcards
Hoe onderzoek je de pupillen?
In donkere kamer met een lampje met weinig strooilicht
Persoon kijkt in de verte zodat geen constrictie door accomodatie
Hoe gaan de afferente en efferente banen?
Afferent: n opticus
–> Kan een RAPD
Efferent:
a) parasympatisch: n oculomotorius –> sfincter –> myosis
b) sympathisch: grensstreng –> dilatator –> mydriasis
Hoe werkt de indirecte reflex?
Deel van de vezels naar pretectum voor de reflexen
- licht in oog
- signaal naar pretectum aan ipsilaterale zijde
- 2 bundels richting nuclei van Edinger Westphal
a) 1 ipsilateraal
b) 1 contralateraal - vanaf hier naar bijhorende ogen
Gevolg: wanneer slechts 1 oog licht ontvangt, zal in het andere oog ook de pupil veranderen
Signaal van oog dat geen licht ontvangt stuurt ook signalen naar de EWN van beide ogen –> Door deze feedback wordt de pupil van het oog dat wel licht ontvangt eerst kleiner en daarna weer groter (als met een lichtbundel erop schijnen) –> als dan vervolgens langer licht op dat ene oog laten –> gaan beide pupillen weer contraheren
Constant proces van feedback waardoor ze constant van grote wisselen
Hoe beoordeel je efferente pupil defecten?
Anisocorie
- kan fysiologisch zijn als het verschil in licht en donker hetzelfde blijft –> tot 2 mm is normaal voor verschil
a) als aangedane oog GROTERE pupil heeft: defect in parasympaticus (dit zorgt namelijk voor constrictie)
b) als aangedane oog KLEINERE pupil heeft: defect in sympaticus (want deze zorgt voor dilatatie)
c) Anisocorie neemt toe in DONKER: probleem met de sympaticus (Horner)
d) Anisocorie neemt toe in het LICHT: probleem met parasympaticus
LO: het gezonde oog reageert in alle gevallen dus wel normaal!
OOK als het licht in het aangedane oog wordt geschenen –> want EFFERENT defect
Hoe stel je een afferent pupil defect vast?
Meest voorkomend is een RAPD door een laesie in de n opticus
test: swinging flashlight test
Indirecte reflexen en reactie tov het andere oog (relatief)
wat is de directe en indirecte reflex?
Directe reflex: constrictie van de pupil op licht
Indirecte reflex: constrictie van de pupil van het andere oog op licht
hoe werken de reflexen?
- Sensorisch afferent: connectie tussen de retina met beide nuclei pretectum (midhersenen)
- nasale deel retina: via chiasma naar contralaterale pretectum
- temporale deel retina: naar ipsilaterale pretectum - Nuclei pretectum:
- verbonden met de bij EWN
- hierdoor bilaterale constrictie mogelijk
- Preganglionaire motorvezels verbindt de EWN met de ciliaire ganglia (n oculomotorius)
- postganglionaire motorvezels innoveert de sfincter pupillae via korte ciliaire zenuwen
wat is een RAPD? Hoe noemen we het ook wel? Waardoor kan het komen?
Marcus Gunn pupil
- schijnen defecte oog zal de mate van constrictie in het gezonde oog minder zijn in verhouding tot wanneer het licht geschenen wordt in het gezonde oog
- verschil in pupil motor input
BIJ:
- AION
- glaucoom
- neuritis opticus
- traumatische opticus neuropathie
hoe zit het ventrale visuele systeem in elkaar?
- gehele cortex in 6 lagen
- hebben variërende dikte en dichtheden (neuronen)
- info via de thalamus (van de LGN) binnen in laag 4 = V1
V1 is opgedeeld in:
A) Verticaal: in dezelfde kolom zitten cellen met dezelfde voorkeuren (oog, receptieve velden, oriëntatie)
B) Horizontaal: langzame verandering stimulus voorkeur
wat is een functionele eenheid?
= Groep neuronen of hersengebieden die samenwerken om een specifieke taak of aspect van de visuele waarneming uit te voeren (in V1 zijn er functionele eenheden voor oriëntatie, kleur, beweging, diepte, vorm)
Een aantal kolommen die de verschillende voorkeuren van een stimulus eigenschap van een stukje visueel veld verwerken (een aantal kolommen samen vanaf bovenaf gezien)
Dosering van beeld in kleine brokjes –> splitsing is afhankelijk van oriëntatie en verwerking
wat zijn hyperkolommen?
Grotere functionele eenheid in de V1 die bestaat uit een complete set van oculaire dominantie kolommen en oriëntatie kolommen
Alle neuronen die nodig zijn om de visuele input van een klein deel van het visuele veld te verwerken (in kleur, diepte, oriëntatie, beweging)
wat zijn oculaire dominantie kolommen?
clusters van neuronen in V1 die specifiek reageren op input van 1 oog
–> Oriëntatie in V1 is afwisselende kolommen voor info van rechter- of linkeroog –> scheiding info
wat zijn de oriëntatie kolommen?
Oriëntatie kolommen: groepen neuronen die gevoelig zijn voor de oriëntatie van randen of lijnen in het visuele veld –> neuronen reageren specifiek op lijnen die in een bepaalde richting zijn georiënteerd (bvb verticaal, horizontaal, schuin) –> verschillende kolommen naast elkaar zullen verschillende orientaties detecteren (helpt bij waarnemen van vormen en objectcontouren)
wat bedoelen we met retinotope representatie?
tijdens de overdracht van info van de retina –> LGN –> V1 blijft de relatieve ruimtelijke ordering van de punten op de retina behouden
In V1 liggen neuronen zo georganiseerd dat ze corresponderen met specifieke locaties op de retina
wat is de retinotope schets?
organisatie van visuele informatie in de hersenen waarbij de ruimtelijke indeling van beelden die op de retina vallen, wordt behouden tijdens de verwerking in V1
- Ruimtelijke consistentie: objecten in de wereld die dicht op elkaar staan worden ook zo aan V1 gepresenteerd (staan ook naast elkaar op de retina)
- Vertekende weergave: niet helemaal proportioneel omdat de fovea veel van de visuele cortex in beslag neemt
wat doen blobs en interblobs?
Blobs: verwerking van kleur info in V1
Interblobs: gebieden tussen de blobs voor verwerking van andere kenmerken zoals vorm en oriëntatie (NIET kleur)
DUS: aparte verwerking voor kleur en vorm en later integratie
Wat zijn de functionele specialisaties voor de V1?
- Dorsale stroom (bovenlangs): parietaal kwab = MT = Meyer’s tract
VOOR:
- plaats en beweging: waar en locatie - Ventrale stroom (onderlangs): temporaalkwab –> V4 (bevindt zich in de occipitale en temporale kwab en maakt deel uit van de ventrale route (“wat”-route) van de visuele verwerking)
VOOR: vorm en kleur: wat en object
welke problemen kunnen optreden in de ventrale stroom?
- Hemi-achromatopsie = laesie in V4 waardoor men halfzijdig geen kleuren ziet DUS 1 kant van het gezichtsveld (en dus niet 1 oog)
- problemen met info verwerking - Propsopagnosie = laesie in de fusiforme gyrus (FFA) In de temporaal kwab
- problemen met herkennen van gezichten (Re is beter ontwikkeld dan Li)
- Pareidolia: psychisch fenomeen waarbij men zodanige interpretatie van waarnemingen heeft dat hij herkenbare dingen herin denkt waar te nemen (bvb gezicht zien in stopcontact)
Wat zijn problemen in de dorsale stroom?
Akinetopsie: laesie in Mt/V5
= Bewegingsblindheid
- bij gezond brein worden beelden automatisch aan elkaar geplakt om een bewegend beeld te zien –> gebeurt hier niet
- GEVOLG: lastig inschatten of ze bvb een weg kunnen oversteken of wanneer stoppen met inschenken van drinken
wat doet de fusiforme gyrus?
Langgerekte structuur aan ventrale/caudale zijde van de hersenen voor herkenning van objecten, gezichten en woorden
FFA = fusiform face area –> hearkening gezichten (niet per se specifieke mensen, maar gezichten in het algemeen)
Holistische verwerking: in geheel ipv losse elementen
Ook helpen met herkennen bekende gezichten (met geheugen en amygdala) zodat gekoppeld aan specifieke personen en emoties
Werking:
- FFA krijgt ruwe info van V1 waar basale kenmerken zijn geanalyseerd (vormen, lijnen en contrasten)
- FFA specifiek herkennen configuraties die specifiek zijn voor gezichten zelfs in uitdagende omstandigheden
- FFA integreert visuele info over de kenmerken van gezichten
Problemen
1. Prospangnosie: gezichtsblindheid: vooral moeite met herkennen van specifieke gezichten van bekende
2. Autisme: soms verminderde activiteit in de FFA –> moeilijkheden met sociale interacties en herkennen van gezichten of gezichtsuitdrukkingen