PA Flashcards

1
Q

Wat zijn de belangrijkste welvaartsziekten?

A
  • Kanker
  • hart- en vaatziekten
  • DM
  • COPD
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Beschrijving kanker

A

Doodsoorzaak nummer 1 in Nederland. Onbeheerste groei van weefsels door een aanhoudende celdeling kan leiden tot: goedaardige tumor, kwaadaardige tumor, uitzaaiingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat betekend een goedaardig gezwel?

A

de gevormde cellen dringen omliggend weefsel niet binnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat betekend een kwaadaardig gezwel?

A

De gevormde cellen dringen omliggend weefsel wel binnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

beschrijving hart- en vaatziekte

A

Doodsoorzaak #2
artherosclerose of arteriosclerose = slagader verkalking of dicht slippen van de ader. Kan leiden tot bloedvat problemen bijvoorbeeld in de hersenen, dan krijgen de hersenen geen voeding en zuurstof meer en sterft het af. (Meestal slagaders, maar aders kan ook).
Symptomen: hele verschillende symptomen, ligt er net aan waar de bloeding is gebeurt in je hersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem 2 coronaire hartaandoeningen

A
  • angina pectoris

- hart infarct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

beschrijf angina pectoris

A

pijn op de borst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

beschrijf hart infarct

A

met een propje in de aders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Benoem 2 verschillende

beroertjes

A
  • herseninfarct

- hersenbloeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

beschrijf herseninfarct

A

met een propje in de aders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

beschrijf hersenbloeding

A

dan knapt een bloedvat. De druk neemt toe, bloedvaten worden ook dicht gedrukt, waardoor de bloedvaten ook dichtgedrukt worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Beschrijf Diabetes Mellitus

A

Patiënten hebben te veel suiker in hun bloed.

Lichaam raakt het suiker kwijt via het plassen. In het suiker zit energie mensen met DM plassen suiker, dus plassen meer, dus meer dorst.

Insuline maakt lichaam zelf als je suiker binnen krijgt. Vanuit de dunne darm wordt het in het bloed opgenomen. Bloedsuiker gehalte mag niet te hoog worden. Insuline pakt het suiker uit het bloed en stopt het in de lever en in de spiercellen, dar kan het opgeslagen worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Beschrijf Diabetes Mellitus I

A
  • 10% van de patiënten (0,2 tot 0,3% in Nederland.)
  • insulinetekort.
  • honger tijden te midden van overvloed.
    Lichaam maakt zelf niet voldoende insuline aan. Vaak genetisch bepaald.
    Symptomen: zijn bij beide hetzelfde.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Beschrijf Diabetes Mellitus II

A
  • 90% van de patiënten
  • meestal > 40 jaar
  • insulineresistentie
  • 85% van de patiënten lijdt aan obesitas.
    Het welvaarts diabetes/ouderdom diabetes. Insuline werkt minder goed.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Symptomen diabetes Mellitus

A
  • zenuwpijn
  • wondjes die niet meer dicht gaan
  • veel plassen
  • veel dorst,
  • en allerlei andere vage klachten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar staat COPD voor?

A

COPD: Chronic Obstructive Pulmonary, Disease

17
Q

COPD is een combinatie van:

A

chronische bronchitis en (long)emfyseem

18
Q

Wat is chronische bronchitis

A

hierbij zijn de vertakkingen van de luchtpijp blijvend ontstoken. Deze vertakkingen heten de bronchien. Als de ziekte blijvend is, heet dat chronisch.

19
Q

Wat is (long)emfyseem

A

is een chronische ziekte. Bij longemfyseem gaan er steeds meer longblaasjes stuk. De wanden van de longblaasjes raken zo beschadigd dat ze niet meer goed kunnen werken. De longblaasjes zorgen voor de uitwisseling van O2 en CO2, ons “uitlaatgas”. Bij ernstig longemfyseem raken sommige longblaasjes met elkaar vergroeid. Longblaasjes die zijn beschadigd, kunnen niet meer herstellen. Zonder longblaasjes is het moeilijker om O2 op te nemen

20
Q

Symptomen COPD

A
  • benauwdheid
  • hoesten
  • weinig energie
  • kortademigheid.
21
Q

Welke verschillende stadia van COPD zijn er?

A

GOLD I t/m GOLD IV

22
Q

Beschrijf GOLD I

A

ernst maat: mild

FEV -1 waarde: > 80%

23
Q

Beschrijf GOLD II

A

ernst maat: matig

FEV -1 waarde: 50- 80%

24
Q

Beschrijf GOLD III

A

ernst maat: ernstig

FEV -1 waarde: 30- 50%

25
Q

Beschrijf GOLD IV

A

ernst maat: zeer ernstig

FEV -1 waarde: <30%

26
Q

Waar staat BRAVO voor?

A
  • meer Bewegen
  • niet Roken
  • matig met Alcohol
  • gezonde Voeding
  • regelmatig Ontspannen
27
Q

Beschrijf de B

A

regelmatig bewegen verlaagt direct het risico op en aantal chronische ziekten. Zoals: DM type II, hart- en vaatziekten, borstkanker, dikke darm kanker, beroerte, depressie, osteoporose.

28
Q

Beschrijf de R

A

roken is verantwoordelijk voor een grot deel van de sterfgevallen door: longkanker, COPD, Mond,- keel-, slokdarmkanker, coronaire hartaandoeningen en beroerte.

29
Q

Beschrijf de A

A

overmatig alcoholgebruik hangt samen met veel verschillende aandoeningen. Het heeft negatieve effecten op biwaarjna alle organen, met name de …. Van het menselijk lichaam. Vrouwen zijn gevoeliger voor alcohol gerelateerde schade dan mannen. En kinderen zijn gevoeliger dan volwassenen.

30
Q

Beschrijf de V

A

gezonde voeding vermindert risico op ziekten als hart- en vaatziekten, kanker en diabetes type II. Wat is gezonde voeding? Gevarleerd, niet teveel, niet teveel verzadigde vetten, voldoende groente, fruit en (brood) en veilig (hygiënisch bereid).

31
Q

Beschrijf de O

A

stress; het brein heeft het idee dat het lichaam te zwaar belast wordt. Meer op je bord hebben da je zelf aan kan, denk je. De hormonen die hier voor zorgen zijn: adrenaline, noradrenaline en cortisol.

32
Q

Benoem 5 persoonsbonden gezondheidsdeterminanten

A
  • genen
  • bloeddruk
  • cholesterol
  • immuunsysteem
  • lichaamsgewricht
33
Q

Benoem 1 leeftijd factor van de gezondheidsdeterminanten

A

BRAVO

34
Q

Benoem 2 omgevingsfactoren van de gezondheidsdeterminanten

A
  • sociale omgeving

- arbeid

35
Q

Benoem de 5 aandoeningen waarbij roken een groter verantwoordelijkheid bij heeft

A
  • Longkanker (85%)
  • COPD (78%)
  • Mond-, keel-, slokdarm kanker (75%)
  • Coronaire hartaandoeningen (21%)
  • Beroerte (14%)
36
Q

Benoem 6 belangrijke fitheidsmetingen

A
  • lengte/gewicht
  • BMI
  • huidplooimeting
  • buikomvang
  • hartfreq.
  • bloeddruk