p.120-121 Flashcards
1
Q
het hoederecht
A
das Sorgerecht
2
Q
de autoriteiten
A
die Behörden
3
Q
een huwelijjkstoelating
A
die Heiratserlaubnis
4
Q
een asielzoeker
A
der Asylbewerber
5
Q
kinderbed
A
das Gitterbett
6
Q
koekje (2)
A
der Keks
das Plätzchen
7
Q
ja knikken
A
nicken
8
Q
muurschilder
A
der Anstreicher
9
Q
een partner vinden/aan de haak slaan
A
angeln
10
Q
vrijdag voor pasen
A
der Karfreitag
11
Q
orde maken/opruimen
A
aufräumen
12
Q
angst voor vreemden hebben
A
fremdeln
13
Q
wild spelen
A
toben
14
Q
opvoeden
A
erziehen
15
Q
iets aankunnen
A
etwas bawältigen