P114-116 Flashcards
1
Q
De val van de muur
A
Der Mauerfall
2
Q
Het lid
A
Das Mitglied(er)
3
Q
Het vertrek
A
Die Ausreise
4
Q
Reden
A
Der Grund, die Gründe
5
Q
Uit de weg ruimen
A
Beseitigen
6
Q
Laat
A
Spät
7
Q
Vervalsing
A
Die Fälschung (en)
8
Q
Stem
A
Die Stimme(n)
9
Q
Ongeldig
A
Ungültig
10
Q
Telling
A
Die Auszählung
11
Q
Regering
A
Die Regierung
12
Q
Aftreden
A
Zurücktreten
13
Q
Verkondigen, afkondigen
A
Verkünden
14
Q
Demonstratie
A
Die demonstration
15
Q
Leuze
A
Die Parole
16
Q
Boom
A
Der baum, die bäume
17
Q
Muursprecht
A
Der Mauerspecht
18
Q
Begroetingsgeld
A
Das Begrüssngsgeld
19
Q
Politieagent van de ddr
A
Der Volkspolizist
20
Q
Staatsveiligheid
A
Die Staatssicherheit
21
Q
Zich uiten over
A
Sich äussern zu + dat
22
Q
Een wens, hoop uiten, uitdrukken
A
Einen Wunsch/ eine Hoffnung äussern
23
Q
Eeuw, tijdperk
A
Die Epoche
24
Q
Nieuwbericht
A
Die Nachtricht (en)
25
Krant
Die Zeitung
26
Radio
Das radio/ der Rundfunk
27
Enigzins
Einigermassen
28
Iemand/iets kennen
Sich auskennen mit
29
Aan de overkant
Drüben
30
Ineens
Auf einmal
31
Afslaan
Abbiegen
32
Verwandschap
Die Verwandtschaft
33
Oog
Das Auge(n)
34
Traan
Die Träne(n)
35
Geloven in
Glauben an + A
36
Beweren
Behaupten
37
Rug
Der Rücken
38
Zich bezighouden met
Sich beschäftigen/betätigen mit
39
Hoofzakkelijk
Hauptsächlich
40
Ontzetting
das Entsetzen
41
Echo
Das Echo
42
Wonde
Die Wunde
43
Gebeurtenis, zich voordoen
Das Ereignis, sich ereignen
44
Vrijlating
Die Freilassung
45
Niet te vatten, onvoorstelbaar
Unfassbar
46
Het gebruî
Das Gebrauch, gebrauchen
47
Woord, woorden (in samenhang)/ woorden (los van elkaar)
Das Wort, worte/ Wörter
48
Dictatuur
Die Diktatur
49
Waarde
Der Wert(e)
50
Beschermen
Schützen
51
Deur
Die Tür
52
Vechten tegen
Kämpfen gegen + A
53
Het bestaan
Das Dasein
54
Ervaring
Die Erfahrung
55
Geloof
Der Glaube
56
De ambassade
Die Botschaft
57
Gesloten, verzegeld
Versiegelt= geschlossen
58
Trein
Der Zug, die Züge
59
Aankomst
Die Ankunft
60
De ontvangst
Der Empfang
61
Aandenken
Das Andeken
62
Bevel om te schieten
Der (Schiess)befehl(e)
63
Uitleveren
Ausliefern
64
Toestand
Der Zustand
65
Beklaagde, aanklagen
Der Anklagte, anklagen
66
Gerechtelijke onderzoek
Das Ermittelungsverfahren
67
Krantekop
Der Schlagzeil
68
Dagelijks
Täglich = jeden Tag
69
Ministerie
Das Ministerium
70
Medewerker
Der Mitarbeider
71
Verklikker
Der IM: inoffizielle mitarbeiter = der Denunziant
72
Volledig
Vollständig
73
Akte
Die Akte(n)
74
Gevangenis
Das Gefängnis
75
Op zoek zijn
Auf der Suche sein nach + dat
76
Afluisterapparaat
Das (Abhör)gerät(eh
77
Uiteindelijk
Schliesslich
78
Droom, dromen
Der Traum, träumen
79
Aan hetzelfde zeil trekken
An einem Strang ziehen
80
Voordien
Vorher
81
Iets waard zijn
Etwas wert sein
82
Tegenslag, een slechtere periode
Ein slechter Lauf
83
Voetbalspel
Das Fussballspiel
84
Wereldkampioenschap
Die Weltmeisterschaft
85
Krisis
Die Krise
86
Identiteit
Die Identität
87
Verschil
Der Unterschied, unterscheidne
88
Levensstandaard
Der Lebensstandard
89
Hoop
Die Hoffnung, hoffen auf + dat
90
Toekomst
Die Zukunft
91
Aandacht
Die Aufmerksamkeit, aufmerksam sein
92
de omwenteling
De Wende
