p. 4-5 (SEMESTER 1) Flashcards

1
Q

lessenrooster

A

der Stundenplan

die Stundenpläne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

strever

A

der Streber

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

luiwammes

A

der Faulpelz

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

lui zijn / luiigheid

A

faul sein

die Faulheit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

zich dom voelen (2)

A

sich dumm fühlen

sich doof fühlen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

opleiding die leidt tot een beroep

A

eine Berufsaufbildung

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

kapper

A

ein Friseur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

een commercieel beroep

A

ein kaufmännischer Beruf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

het beroep

A

DER Beruf(e)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

einddiploma

A

der Studienabschluss

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

afstuderen (2)

A

absolvieren

das Studium abschließen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

middelbare ASO-school

A

das Gymnasium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

naar het middelbaar (ASO) gaan

A

aufs/ins Gymnasium gehen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

naar ASO overschakelen

A

aufs/ins Gymnasium wechseln

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de ASO-er (leerling in ASO)

A

der Gymnasiast(en)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

naar school gaan

A

er geht in die Schule / zur Schule

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

eindexamen ASO ter voorbereiding op universitaire studies (2)

A
das Abitur (Deutschland)
die Matura (Österreich und die Schweiz)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

eindexamenkandidaat

A

der Abiturient

die Abiturientin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

eindexamenrapport

A

das Abiturzeugnis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

het rapport

A

das Zeugnis(se)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

universiteit

studeren aan de universiteit

A

die Uni

an der Uni studieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

hogeschool

studeren aan de hogeschool

A

die Hochschule

an einer Hochschule studieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

een graad, een niveau binnen het secundair onderwijs

A

eine Stufe (erste Sekundarstufe, zweite Sekundarstufe)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

zich voorbereiden op iets

A

sich auf etwas (akkusativ) vorbereiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

schoolvakanties

A

die Schulferien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

klaslokaal

A

der Klassenraum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

schoolbank

A

die Schulbank (-bänke)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

naar de vijfde klas gaan

A

in die 5te Klasse gehen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

een punt

A

eine Note

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

een beoordeling krijgen

A

eine Zensur bekommenn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

iemand beoordelen

A

jemanden benoten

32
Q

een evaluatie

A

eine Bewertung

33
Q

iemand evalueren

A

jemanden bewerten

34
Q

puntendruk

lijden onder de puntendruk

A

der Notendruck

leiden unter dem Notendruck

35
Q

ik ben gebuisd

A

durchfallen: ich bin durchgefallen

36
Q

ik ben voor het examen geslaagd

A

bestehen: ich habe die Prüfung bestanden

37
Q

de studie

de studies

A

das Studium

die Studien

38
Q

vergelijkbaar met

A

ähnlich wie

39
Q

het verschil

A

DER Unterschied(e)

40
Q

het vak

de vakken

A

das Fach

die Fächer

41
Q

de les duits

A

die Deutschstunde

42
Q

zijn buik vol hebben van iets

A

die Schnauze voll haben von etwas

43
Q

blijven zitten

A

sitzenbleiben (er ist sitzengeblieben)

44
Q

een taak

A

eine Schulaufgabe

45
Q

een kluisje

A

das Schließfach (¨er)

46
Q

een gom

A

der Radiergummi

47
Q

een bordenveger

A

der Tafelschwamm

48
Q

schoolspullen

A

die Schulsachen

49
Q

de inkt

A

die Tinte

50
Q

het krijt

A

die Kreide

51
Q

de schaar

A

die Schere

52
Q

fluostift

A

der Leuchtstift(e)

53
Q

remediëring

A

der Nachhilfeunterricht

54
Q

de zomervakantie

A

die Sommerferien

55
Q

de verzorging van de kinderen

zich bezighouden met de kinderen

A

die Betreuung der Kinder

die Kinder betreuen

56
Q

naar de kleuterschool gaan

A

den Kindergarten besuchen

Abkürzung: Kiga

57
Q

een wachtlijst

A

die Warteliste

58
Q

een crèche, kinderdagverblijf (3)

A

die Kinderkrippe, die Kindertagesstätte, das Kindertagesheim (Abkürzung: Kita)

59
Q

bekwaamheid, capaciteit

A

die Fähigkeit(en)

60
Q

belangstelling

A

das Interesse (meine Interessen sind…)

61
Q

het is zeer veeleisend

A

es ist sehr anspruchsvoll

62
Q

huistaak

A

eine Hausaufgabe

63
Q

onderwijzen/doceren

A

unterrichten = lehren

64
Q

een cursus/les volgen (2)

A

einen Kurs besuchen

eonen Kurs belegen

65
Q

een taak afgeven

A

eine Aufgabe einreichen

66
Q

school voor buitengewoon onderwijs

A

die Sonderschule

67
Q

iets van buiten leren

A

etwas auswendig lernen

68
Q

een proefwerk maken

A

eine Klassenarbeit schreiben

69
Q

een studiebeurs

A

das Stipendium

70
Q

zich laten inschrijven

A

sich immatrikulieren

71
Q

het diploma (hogere studies)

A

das Diplom

72
Q

doctorandus

A

der Magister

73
Q

Duitse taal- en letterkunde

A

(die) Germanistik

74
Q

rechten studeren

A

Jura studieren

75
Q

geneeskunde

A

(die) Medizin

76
Q

examen voor een vakdiploma (vb slager, bakker….)

A

die Meisterprüfung

77
Q

bijscholing (2)

A

die Fortbildung

die Weiterbildung