p. 109-113 (SEMESTER 1) Flashcards
de muur
die Mauer
brokstuk, puin (2)
das Trumm/die Trümmer, der Schutt
oorlog
der Krieg(e)
reusachtig
riesig
de dode
der Tote, die Toten
een derde
das Drittel
het gebouw
das Gebäude
vernietigen
zerstören
beschadigen
beschädigen
dakloze
der Obdachlose
stroom, elektriciteit
der Strom
gas
der Gas
voeding
die Ernährung
de rijksdag
het Duitse parlementsgebouw
der Reichstag
winnen
overwinnen
siegen
besiegen
de vlag
die Fahne
zelfmoord plegen
Selbstmord begehen
de puinvrouwen
die Trümmerfrauen
de uitrusting
die Ausrüstung
opbouwen
aufbauen
(zwaar) werk
die (Schwer-) Arbeit
noodzakelijk
notwendig
overleven
überleben
bijna
fast
dubbel
doppelt
levensmiddelenkaart, rantsoeneringskaart
de Lebensmittelkarte(n)
indruk
die Eindruck (¨e)
maarschalk van de luchtmacht
der Luftmarschall
journalist
der Journalist
geschiedkundige
der Historiker
ruïne
die Ruine(n)
bewaren,behouden (2)
erhalten = bewahren
waarschuwend gedenkteken
das Mahnmal
volledig (2)
völlig = total
schockeren, schokken
erschüttern
bezoek
der Besuch
en toch
trotzdem
gevoel
das Gefühl
bevrijding
die Befreiung
verschrikking
die Schrecklichkeit
vernietiging, verwoesting
die Zerstörung
de manier
die Art
de vreugde
die Freude
de nachtmerrie
der Alptraum
op één of andere manier
irgendwie
het leven van elke dag (2)
das Alltagsleben
der Alltag
Cecilienhof
der Cecilienhof
het verdrag van Potsdam
das Potsdamer Abkommen
macht
die Macht (¨e)
bezetting
bezetten
die Besetzung
besetzen
deel
verdeling
delen in
der Teil
die Teilung
teilen in + A
heerschappij
onder heerschappij van
die Schutzherrschaft
unter Schutzherrschaft
grensovergang
der Grenzübergang
sector
der Sektor
sectorengrens
die Sektorengrenze
spion (2)
der Spion
der Spitzel
kapitalistisch
communistisch
kapitalistisch
kommunistisch
het eiland
die Insel
slachtoffer
das Opfer (-)
verlangen, eisen
verlangen
overval
der Überfall
prestatie
die Leistung (en)
reparatie
die Reparation
zone
die Zone
eisen
fodern
de overdracht
die Überlassung
(industrie)bedrijf
der (Industrie)Betrieb
het verschil
die Differenz
vergroten
vergrößern
het eens zijn over
sich einig sein in + D
Sie sind sich einig in der Verteilung der Güter
opvoeding
opvoeden
die Erziehung
erziehen
het ontnaziën
die Entnazifizierung
proces
der Prozesse (e)
demilitariseren, ontwapenen
die Entmilitarisierung
decentraliseren
die Dezentralisierung
democratie
die Demokratie
consensus
der Konsens
legitimeren
die Legitimierung
wapenindustrie
die Rüstungsindustrie
conferentie
die Konferenz
misdaad
misdadig
misdadiger
das Verbrechen
verbrecherisch
der Verbrecher
omvang
in grote omvang
das Ausmaß
in großem Ausmaß
de aanleiding
der Anlass (zu + D)
munteenheid
die Währung
hervorming
die Reform (en)