Opposites Flashcards
1
Q
goedekoop
A
duur
2
Q
hoog
A
laag
3
Q
groot
A
klein
4
Q
schoon
A
vies
5
Q
mooi
A
lelijk
6
Q
oud
A
jong
7
Q
kort
A
lang
8
Q
saai
A
spannend
9
Q
schoon
A
vies
10
Q
bot
A
scherp
11
Q
laatste
A
eerste
12
Q
toekomst
A
verleden
13
Q
vies
A
lekker
14
Q
vertrekken
A
aankomen
15
Q
vroeg
A
laat