Opposites Flashcards
Dorp - Stad
Village - Town
Groot - Klein
Large - small
Vet - mager
Fat - skinny
Zwart - wit
Black - white
Mooi - lelijk
Beautiful - ugly
Positief - negatief
Positive - negative
Horizontaal - vertikaal
Horizontal - vertical
Man - vrouw
Man - woman
Rijk - arm
Rich - poor
Hard - Zacht
Hard - soft
Begin - einde
Beginning - end
Goed - slecht
Good - bad
Dag - nacht
Day - night
Open - dicht
Open - closed
Leven - dood
Living - dead
Droog - nat
Dry - wet
Goedkoop - duur
Cheap - expensive
Warm - koud
Warm - cold
Hoog - laag
High - low
Huilen - lachen
Cry - laugh
Ja - nee
Yes - no
Jong - oud
Young - old
Sterk - zwak
Strong - weak
Vuil - schoon
Dirty - clean
Vriend - vijand
Friend - enemy
Vroeg - laat
Early - late
Winnen - verliezen
To win - to lose
Ziek - gezond
Sick - healthy
Eten - drinken
Eating - drinking
Gaan - komen
Go - come
Dik - dun
Thick - thin
Smal - breed
Narrow - wide
Boven - beneden
Above - below
Waarom - daarom
Why - because
Leeg - vol
Empty - full
Licht - donker
Light - dark
Mens - dier
Person - animal
Voorkant - achterkant
Front - back
Helemaal - bijna
Completely - almost
Ijverig - lui
Diligent - lazy