Dutch Vocab Flashcards
0
Q
Wit
A
White
1
Q
De zee
A
Sea
2
Q
De pot
A
Pot
3
Q
De sla
A
Lettuce
4
Q
De straat
A
Street
5
Q
Sluw
A
Sly
6
Q
Taai
A
Tough
7
Q
De stro
A
Straw
8
Q
Ten’minste
A
At least
9
Q
Slect
A
Bad
10
Q
Verschrikkelijk
A
Terrible
11
Q
Veel
A
Much, many, a lot
12
Q
Wat jammer!
A
What a pity!
13
Q
Versleten
A
Worn out
14
Q
Groei
A
Growth
15
Q
Fijn
A
Fine
16
Q
Het water
A
Water
17
Q
Vriendelijk
A
Kind, friendly
18
Q
Keelpijn hebben
A
To have a sore throat
19
Q
Koorts hebben
A
To have a temperature
20
Q
De poel
A
Pool
21
Q
De poot
A
Paw
22
Q
Groot
A
Large
23
Q
Het is geen gizicht!
A
Not a pretty sight!
24
De boer
Farmer
25
De boot
Boat
26
De bus
Bus
27
De buur
Neighbour
28
De deur
Door
29
De buurman
Male neighbour
30
Het dier
Animal
31
Duur
Expensive
32
Hier
Here
33
Heel, erg
Very
34
Ja'zeker
Indeed
35
Kies'keurig
Choosy, fussy
36
Dik
Fat
37
Daar
There, over there
38
Wel nee!
Oh no!
39
Weg
Away, gone
40
Altijd
Always
41
Alles
Everything
42
Het book
Book
43
De dag
Day
44
Pre'cies
Exactly, precisely
45
Wat vreemd!
How odd!
46
Hebben
To have
47
Hooftpijn hebben
To have a headache
48
Ook
Also
49
Moe
Tired
50
Het haar
Hair
51
De jongen
Boy
52
Kaal
Bald
53
De jurk
Dress
54
Klein
Small
55
Het kind
Child
56
Zitten
To sit
57
Alle'bei
Both
58
Het huis
House
59
De leeuw
Lion
60
Het huis
House
61
De maan
Moon
62
De man
Man
63
Mooi
Beautiful
64
Niet
Not
65
Nieuw
New
66
Nu
Now
67
De paraplu
Umbrella
68
Paar
Pair
69
De pet
Cap
70
De pen
Pen
71
De peer
Pear
72
De peen
Carrot
73
Mijn
My
74
Luistert u eens
Listen here
75
De naam
Name
76
Moeilijk
Difficult
77
De trein
Train
78
De tuin
Garden
79
Ziek
Sick, ill
80
Bedoel je
Do you mean
81
Een beetje
A bit
82
Bijna
Almost
83
De schoen
Shoe
84
De rok
Skirt
85
Aardig
Nice
86
Blauw
Blue
87
Goede morgen
Good morning
88
Goed
Good
89
Kort
Short
90
Maar
But
91
Het meisje
Girl
92
Na'tuurlijk
Natural
93
Normaal
Normal
94
Nou!
Well!
95
Eigenlijk
Actually, really
96
De etal'age
Shop window
97
Mis'schien
Perhaps
98
Het zelfde
The same thing
