Oefenboek, p. 76.Voorproefje N-F Flashcards
1
Q
batterij- de (zijn batterijen opladen)
A
batterie- la (recharger ses batteries)
2
Q
teug- de (met volle teugen van iets genieten)
A
gorgée- la (profiter à pleines gorgées de qqch)
3
Q
welbeschouwd (alles welbeschouwd)
A
somme toute (tout bien considéré)
4
Q
leiden (een gezond leven leiden)
A
mener (mener une vie saine)
5
Q
danken (iets te danken hebben aan)
A
devoir qqch à
6
Q
wijten (te wijten zijn aan)
A
être dû/attribué à (qqch de négatif)
7
Q
hiaat (hiaten)- de (de hiaat in het geheugen)
A
trou de mémoire- le
8
Q
raadgeving(en)- de
A
conseil- le
9
Q
nauw
A
étroit
10
Q
verband houden met
A
être lié à