Oefenboek, p. 104 Waarom roken N-F Flashcards
1
Q
opdoen (ervaringen opdoen)
A
acquérir de l’expérience
2
Q
gezelschap(pen) - het
A
compagnie - la
3
Q
ontspannen
A
détendre
4
Q
troosten
A
consoler
5
Q
stoer
A
costaud - dur
6
Q
zich afzetten tegen iemand
A
se démarquer de qqun - s’insurger contre qqun
7
Q
al dan niet
A
oui ou non
8
Q
indruk maken
A
faire impression
9
Q
aanvaardbaar
A
acceptable
10
Q
beschouwen
A
considérer - juger
11
Q
beperking(en) - de
A
limite - la
12
Q
grijpen (naar iets grijpen)
A
saisir qqch (avec la main)
13
Q
opgeven
A
abandonner
14
Q
winst(en) - de
A
gain - le