NW p 159-188 Flashcards

1
Q

teelbal, zaadbal

A

=testis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bijbal

A

epididymis, een langwerpig orgaantje dat is opgebouwd uit afvoerbuisjes die vanuit de teelbal komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

zaadlozing

A

ejaculatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

balzak

A

scrotum, een uitzakking van de buikwand die de teel- en bijballen omhult en beschermt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

zaadblaasjes

A

kliertjes die in de zaadleider uitmonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

sperma bestaat uit

A

zaadcellen, zaadvocht en prostaatvocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

urinebuis

A

de buis waarlangs urine of sperma het lichaam verlaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

copulatie

A

geslachtsgemeenschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

zwellichaam bestaat uit

A

sponsachtig weefsel dat tijdens de seksuele opwinding met bloed gevuld wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

smegma

A

een smeerstof die door de voorhuid en de eikel geproduceerd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

zaadcellen of spermatozoa

A

kleine, beweeglijke cellen met een lengte v 0,05 mm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

spermatogenese

A

ontwikkeling van de zaadcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

sertolicellen

A

= steuncellen / voedingscellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hypofyse

A

klier ter grootte van een erwt die zich in het midden van het hoofd bevindt, onderaan de hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

FSH

A

follikelstimulerend hormoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

LH

A

luteïniserend hormoon

17
Q

feedbacksysteem of terugkoppeling

A

de testosteron remt de aanmaak van LH

18
Q

ovarium

A

eierstok

19
Q

eitrechter

A

verbreding van het uiteinde van de eileiders

20
Q

oviduct

A

eileider

21
Q

eileider

A

dunne buis waarlangs de eventueel bevruchte eicel naar de baarmoeder w vervoerd mbv trilhaartjes en spieren in de eileiderwand

22
Q

baarmoeder

A

gespierd peervormig orgaan waarin de bevruchte eicel tot ontwikkeling kan komen

23
Q

voorhofklieren of klieren v Bartholini

A

klieren die bij seksuele opwinding een vocht afscheiden dat de geslachtsgemeenschap vergemakkelijkt

24
Q

maagdenvlies

A

het is geen vlies maar een soort kraagje dat rond de ingang van de vagina aanwezig is

25
Q

venusheuvel

A

zone waar schaamhaar groeit

26
Q

zona pellucida of glashuid

A

schil rond de eicel

27
Q

eierstokcyclus

A

de periodieke ontwikkeling van eicellen en follikels in de eierstokken

28
Q

de menopauze

A

het uitblijven van de menstruatie nadat de eierstokken gestopt zijn met het aanmaken v vruchtbare eicellen

29
Q

eisprong of ovulatie

A

het vrijkomen van een rijpe eicel uit de eierstok

30
Q

luteïnisatie

A

de vorming van het geel lichaam

31
Q

oögenese

A

rijping van de eicellen

32
Q

primaire oöcyt

A

een primaire cel die aan de profase vd eerste meiotische deling begint, diploïd

33
Q

FSH

A

follikelstimulerend hormoon

34
Q

LH

A

luteïniserend hormoon

35
Q

groeifase van het baarmoederslijmvlies

A

tijdens de rijping vd follikels zal het slijmvlies groeien door het oestrogeen dat afgegeven w door de follikelcellen