Normering (H5) Flashcards

1
Q

Scheefheid verdeling

A

Rechtsscheve verdeling = Positief
Linksscheve verdeling = Negatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Lineaire interpolatie

A

Wanneer een relatief grote groep mensen een identieke score heeft, dan worden zij gelijk gespreid over een bereik dat halfweg onder en boven de score ligt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Opdeling klassen

A

E:10 - D:20 - C:40 - B:20 - A:10
Beneden <——————> Boven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Voordelen percentielen

A
  • Percentielen zijn relatief makkelijk te begrijpen.
  • Percentielen kunnen de betekenis van een score preciseren.
  • Percentieluitslagen kunnen nuttig zijn om te differentiëren binnen extreme groepen.
  • Percentielen verdelen de steekproef in gelijke aantallen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Nadelen percentielen

A
  • Indeling in percentielen houd geen gelijke tred met de indeling van de onderzochte eigenschap.
    Het is dus niet het geval dat een verschil tussen een percentiel, eenzelfde verschil aantoont in bv. IQ. Klein verschil in scores, kan groot verschil in percentielen zijn.
  • Percentieluitslagen laten een beperkt aantal berekeningen toe.
  • Percentielen uit verschillende tests of groepen kunnen niet vergeleken worden. Percentielen slaan enkel op de positie binnen een bepaalde groep.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Spreiding

A

Spreiding geeft aan in hoeverre de scores afwijken van het gemiddelde. De spreidingsgraad kan door drie verschillende begrippen aangetoond worden.
- Range/Bereik
- Variantie
- Standaarddeviatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Standaarddeviatie en variantie

A

Kwadraat nemen van alle verschillen. Resultaten optellen en delen door aantal waarnemingen. Dan kom je op de variantie uit waarvan je nog de wortel moet nemen en dan heb je je standaarddeviatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Z-scores

A

Een Z-score is een standaardscore en heeft hierbij een neutrale betekenis. Je berekent deze door: Z-score = (score- gemiddelde) / standaarddeviatie

Dit wordt de equivaleringsmethode genoemd.

Z-score heeft 0 als gemiddelde en standaarddeviatie van 1.

Z-scores maken vergelijking tussen verschillende soorten tests mogelijk, omdat ze dimensieloos zijn. Ze zijn neutraal tegenover de ruwe uitslagen waaruit ze afgeleid zijn.

Z-scores houden rekening met de spreiding van de frequentieverdeling.

Z-scores kunnen bij normale verdeling, percentages aangeven. Dit is niet het geval bij scheve verdelingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Voorwaarden normgroep

A

Om een normgroep te mogen gebruiken moet hij voldoen aan twee voorwaarden.
- Hij moet representatief zijn aan de gehele populatie
- Normgroep moet voldoende groot zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Standaardfout van het gemiddelde

A

De standaardfout van het gemiddelde geeft een indicatie van de mate waarin de steekproefresultaten veralgemeend kunnen worden naar de hele populatie.

Formule: standaardfout van het gemiddelde = standaarddeviatie / wortel van steekproefgrootte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Betrouwbaarheidsinterval

A

De zone waarin het ware gemiddelde van de populatie zou moeten liggen. De betrouwbaarheidsintervallen moeten 95% of 99% zijn. Dit komt overeen met 1,96 x de standaarddeviatie en 2,58 x de standaarddeviatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Testnormen

A

Testnormen geven aan hoe je de ruwe scores , na afname van een test, kunt interpreteren.
- Algemene normen
Test is genormeerd voor een populatie die een hele bevolkingsgroep omvat.
- Specifieke normen
Test is genormeerd voor een subgroep om zo accuratere resultaten te vormen. Denk aan hogere score op taalvaardigheid bij meisjes, dan bij jongens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Kwaliteit van de normen

A

De kwaliteit van de normen zijn vaak begrensd door drie problemen.
- Normgroepen zijn vaak te klein
- Normgroepen zijn vaak verouderd, na 15 jaar: verouderd, na 20 jaar: onbruikbaar
- Gebrek aan normen voor lokaal gebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly