Nierinsufficientie Flashcards

1
Q

acute nierinsufficientie (GFR daling in uren/weken)

A

o Non-glomerulair (bv. in tubuli zoals acute tubulus necrose): Ischemisch, toxines, pigmenten, sepsis
o Glomerulair: bv. Acute post-streptococcale glomerulonephritis

o Absolute stijging in serum-kreatinine >0.3 mg/dl (26.5 micro mol/L)
o Relatieve toename >50% factor 1.5 tov uitgangswaarde
o Gedocumenteerde reductie in urine output <0.5ml/kg/uur gedurende >6 uur
Lab: meestal geen anemie en geen hyperparathyreoidie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

rapidly progressive renal failure (GFR afname in weken-maanden)

A

o Crescentische GN: vasculitis, autoimmuun aandoening
o Nefritisch sediment, proteïnurie <3,5 g/dag
o Hypertensie, oedeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

DD acute nierinsufficientie prerenaal

A
  • intravasculaire volume depletie: bloeding, weinig vochtinname, overgeven, diarree.
  • verminderde effectieve perfusie: hartfalen, cirrose of hepatorenaal syndroom, nefrotisch syndroom
  • minder renale doorbloeding tgv exogene factoren: ACE-remmer, NSAIDs, calcineurineremmers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

DD acute nierinsufficientie intrarenaal

A

acute tubulus necrose: ischemie door toxinen, NSAIDs, contrast middelen, pigmenten (myoglobine, hemoglobine), sepsis.

glomerulaire ziekte:

  • rapidly progressive glomerulonefritis (SLE, GPA, churg-strauss syndrome, henoch-Schonlein, goodpasture, antifosfolipid antibody syndrome)
  • acute proliferative glomerulonefritis (bacteriele endocarditis, poststreptococal glomerulonefritis, virale infectie (CMV, influenza, HIV, hepatitis)

vasculaire ziekte:

  • microvasculair: atheroembolische ziekte, thrombotische thrombocytopenische purpura, aHUS, HELLP syndroom, postpartum acuut niefalen.
  • macrovasculair: renale arterie occlusie, abdominale aorta ziekte.

Interstitiele ziekte: allergische reactie medicatie, lupus of mixed connective-tissue disease, pyelonefritis, infiltratieve ziekte (lymfoom of leukemie), paratproteinemie (myeloom)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

DD acute nierinsufficientie postrenaal

A

benigne prostaat hypertrofie, prostaat kanker, cervix kanker, retrperitoneaal fibrose, bekken kanker, neurogene blaas, urethrale stricturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

onderscheid pre renaal en acute tubulaire necrose (geen diuretica gebruik)

A
  • Een fractionaire natrium excretie kleiner dan 1% suggereert prerenale ziekte. De nier doet nml heel goed zn best om zout te retineren, er verschijnt weinig in urine.
  • Een fractionaire Na excretie boven de 2% wijst op ATN. De tubuli zijn beschadigd en kunnen daardoor niet goed het natrium terugresorberen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

oorzaken Acute interstitiële nefritis

A

allergische reactie op geneesmiddelen (antibiotica, NSAID’s, 5-ASA),
auto-immuun: sarcoidose, sjogren syndroom
toxische schade (cocaïne, ziekte van Kahler),
infectie (pyelonefritis, leptospirosis)
infiltratie (chronische lymfatische leukemie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

kenmerken acute interstitiele nefritis

A

Urinesediment: ‘telescopisch’ dwz.: WBCs en/of erythrocyten, maar niet typisch actief sediment (dus geen cilinders). In het sediment vind je ook eosinofiele granulocyten. Geen of alleen milde proteïnurie.
Tekenen van interstitiële schade:
• Fanconi syndroom: voedingsstoffen kunnen niet goed terug worden geresorbeerd  uitgescheiden in urine (aminozuren, glucose, urinezuur, fosfaat, bicarbonaat)
• Renale tubulaire acidose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

oorzaken glomerulonefritis

A

1) Goodpasture (IF: lineair) -> anti-GBM
- (renal limited) crescentrische glomerulonefritis (>50 vrouw)
- goodpasture (<30 man roken) long aangedaan
2) IgA nefropathie, SLE (ANA, ANF) (IF: granulair)
3) GPA (c-ANCA), microscopische poly-angiitis (P-ANCA) (IF: Pauci-Immuun)
4) double antibody (ANCA, anti-GBM)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

therapie GPA/microscopische polyangiitis & goodpasture/anti-GBM nefritis

A

Plasmaferese:&raquo_space; Indicatie: Respiratoire insufficiëntie (longbloeding) of nierfalen (dialyse)
Nierfalen: Intermitterende hemodialyse
Immunosuppressieve therapie:
• Inductie: Pulse Solu-Medrol (3 dagen: 1 g/d)
• Onderhoud: Prednisolon 1 mg/kg/dag;
Cyclofosfamide (onderdrukt productie antistoffen) of Rituximab

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

lupus nefritis

  • presentatie
  • behandeling
A
  • nefrotisch of nefritisch syndroom

- prednison of cyclofosfamide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

post-renale acute nierinsufficiëntie

  • anamnese
  • onderzoek
  • aanvullend
A
  • Anamnese: prostatisme (LUTS), intra-abdominale maligniteiten, flankpijn, plotselinge anurie, stolsels in urine
  • Onderzoek: retentieblaas, vergrote prostaat
  • Echo: dilatatie pyelum en/of ureter, hydronefrose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

chronische nierinsufficiëntie definitie

A
  • Nierschade
    • Eiwitverlies, afwijkingen urinesediment
    • Radiologische, pathologische afwijkingen
  • Verminderde nierfunctie
    • Geschatte klaring < 60 ml/min (normale klaring onze leeftijd is 120/min)
  • > 3 maanden
    lab: frequent anemie en meestal hyperparathyreoidie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

stadia chronische nierinsufficiëntie

A
  1. > 90 ml/min/1.73 m2 (min of meer normaal), wel albuminurie – komt ontzettend veel voor. -> screening + vaststellen diagnose en behandeling
  2. 89-60 ml/min/1.73 m2, wel of geen albuminurie -> progressiefactoren aanpakken
  3. 59-30 ml/min/1.73 m2, wel of geen albuminurie -> complicaties behandelen
  4. 29-15 ml/min/1.73 m2, wel of geen albuminurie -> voorbereiding dialyse en tx
  5. < 15 ml/min/1.73 m2, wel of geen albuminurie -> nierfunctievervanging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

screening chronische nierinsufficiëntie

A

1) risico->Diabetes, hypertensie, hart- en vaatziekten, auto-immuunziekten, niersteenleiden, UWIs, NSAIDs.
2) nierfalen->Urineonderzoek – albumine, hemoglobine
3) nierfunctie-> Klaring – schatten (MDRD)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

DD chronische nierinsuficientie

A

vasculair: leeftijd, hypertensie, roken, leeg sediment?
Glomerulair: systeemverschijnselen, diabetes, erythrocyturie, cilinders, proteinurie?
Interstitieel: medicatie (NSAIDs), reflux, obstructie, leucocyturie (WBC)?

17
Q

indicaties nierbiopsie bij CNI

A

• Progressief nierfunctieverlies, snel – kans dat je een aandoening vindt die je apart kan behandelen wordt groter
• Proteïnurie – zelfde verhaal
• Therapeutische consequenties
contra: hypertensie (160/100) of verhoogde bloedingsneiging

18
Q

behandeling progressiefactoren CNI

  • Hypertensie
  • Proteïnurie
  • hyperlipidemie
A
  • Zoutbeperking, RAAS-blokkers (ACE-remmer, ATII antagonist), thiazide/lisdiureticum, calciumantagonist, aldosteron antagonist, beta-blokker(beperkt effect)
  • RAAS-blokkers, zout- en eiwitbeperking, thiazide
  • statine, beperking trans- en verzadigd vet
19
Q

symptomen ernstige CNI

A
  • Vermoeidheid, kortademigheid
  • Hypertensie, hoofdpijn
  • Jeuk (opstapeling van toxines leidt tot jeuk)
  • Verminderde eetlust, misselijkheid, braken
  • Hyperventilatie (respiratoire compensatie van metabole acidose)
  • Gewichtstoename (meer water en zout vasthouden)
20
Q

complicaties CNI

  • anemie (GFR<15)
  • bloeddruk
  • hyperparathyroidie
  • vaatcalcificaties
  • metabole acidose
  • hyperkaliemie
  • hypocalciemie
A

-anemie: epo
-bloeddruk: te veel CV risico te laag cerabrale hypoperfusie
-Hyperparathyreoidie: door fosfaat retentie en vit D tekort -> verlaagd Ca
behandeling: vit D suppletie, fosfaatbeperking/binders
-vaatcalcificaties: fosfaat vormt complex met Ca -> media calcificatie
-metabole acidose: hyperkaliemie tot gevolg
behandeling: eiwit beperking, Nabicarbonaat suppletie
-hyperkaliemie(>6.0mmol): ritmestoornis/parese
Behandeling: kaliumbeperking, resonium (K binder), natriumbicarbonaat (correctie acidose)
-hypocalciemie: behandelen met vit D

21
Q

medicamenteuze ondersteuning dialyse

A
  • Hormonale regulatie: vitamine D, erytropoëtine
  • Bloeddruk regulatie: ACE-remmers
  • Fosfaatbinders, ijzer, cholesterolverlagers, vitamines
22
Q

dialyse begrippen

  • diffusie
  • osmose
  • filtratie
  • convectie
A
  • diffusie: deeltjesverplaatsing door concentratie gradient
  • osmose: verplaatsing water door semipermeabele membraan
  • filtratie: waterverplaatsing met drukverschil door semipermeabel membraan
  • convectie: waterverplaatsing met daarin opgeloste stoffen
23
Q

Medicatie na transplantatie

A

Standaardregime
prednison (andere vetverdeling, toename eetlust, botontkalking),
calcineurineremmer (cyclosporine, tacrolimus->trillen, nierfunctie achteruitgang, verhoogde bloedsuikers)
antimetaboliet (azathioprine, mycofenolaat->maagdarm) en evt mTOR-remmer.

24
Q

kliniek acute afstoting nier

A

kreatinine ^, urineproductie v, bloeddruk ^, koorts, pijn bij transplantaat.

25
Q

streefwaarden CNI

  • hypertensie
  • proteinurie
  • HbA1c
  • adipostas
  • hyperlipidemie
  • anemie
  • hypocalciemie
  • hyperfostatemie
  • hyperparthyreoidie
  • acidose
  • hyperkaliemie
A
  • systolisch < 130 mmHg
  • totaal eiwit < 0,5 g/d
  • HbA1c < 7% (<42 (53) mmol/mol)
  • buikomvang < 102 / 88 cm
  • LDL < 2.5 mmol/L
  • Hb > 6.2 (6.8-7.5)
  • calcium 2.`1-2.4 (- 2.6)
  • hyperfosfatemie < 1.5 mmol/l
  • Hyperparathyreoidie PTH 5-15 pmmol/l
  • Bicarbonaat > 22 mmol/L
  • Kalium 3.5 - 5.5 mmol/L