Hartkloppingen Flashcards

1
Q

contractie cyclus

A
  1. ATP bindt aan myosinekop  Binding laat los =released state
  2. ATP wordt gehydrolyseerd  ADP + P  cocked state (ligt klaar om opnieuw te gaan hechten)
  3. Myosine hecht een plekje verder = crossbridge state
  4. Losse fosfaat laat los en powerstroke: Myosinekoppen trekken actine naar zich toe. Bij iedere actiepotentiaal wordt de cyclus een aantal keer (5 of zo) doorlopen).
  5. ADP gaat eraf en nu hele hechte binding = attached state
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

cardiac output afhankelijk van

A

hartfrequentie (chronotropy),
systolische functie (contractie: contractiliteit, inotropy), diastolische functie (relaxatie: compliantie, lusitropy), preload (druk waartegen gevuld)
afterload (druk waartegen moet ledigen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

autonome receptor modulatie

A

nor epinephrine (symp)-> alfa 1/2 => vasoconstrictie
->beta 2 => vasodilatatie
a 1/2 + b2=>inotropie, chronotropie, dromotropie
acetylcholine (para) -> M2 => vasodilatatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hartfalen behandelen

A
Met betablokkers (metoprolol/propanolol) wordt de sympathicus geblokt. 
Met ACE remmers (captopril, enalapril, perindopril), angiotensine receptor blokkers (irbesartan, losartan, candesartan), aldosteronreceptor antagonisten (spironolacton) wordt het RAAS systeem onderdrukt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welke afleiding zie je type infarcten

A

Een onderwandinfarct zie je in II en III, aVF
een lateraal infarct in I, aVL, V5, V6
voorwand infarct in V1 - V6

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

precordiale afleidingen

A

V1 en V2 kijken naar het septum.
V3 en V4 kijken naar de voorwand.
V5 en V6 kijken naar de laterale wand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

atriumfibrileren

A

geen P-toppen , hartslag onregelmatig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

sinusritme

A

I, II, III positieve P-top voor QRS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

rechter atrium vergroting P-top

A

hoger dan 2.5 mm in II

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

linker atrium vergroting P-top

A

P-top met hobbeltje in II, P top breder dan 1 hokje in V1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

linker ventrikel hypertrofie

A

hoge amplitudes V4, V5, V6

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

rechter ventrikel hypertrofie

A

hoge amplitudes V1 en V2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

strain patroon

A

negatieve T-toppen en ST-depressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

rechter bundeltak blok

A

een R-S-R’ in V1 te zien en een terminale S in V6. Verder duurt het QRS-complex 0.12 s of langer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

linker bundeltak blok

A

QRS > 0.12s en Brede R in I, aVL, V5, V6

bij V1 rS of QS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

T-top mag negatief zijn in

A
  • III
  • aVL (indien R< 5 mm)
  • V1 en V2
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

geluid hartfalen

A

derde harttoon

18
Q

geluid bij dikwandig (hypertrofisch) ventrikel

A

vierde harttoon

19
Q

geluid decompensatio cordis (hartfalen)

A

gallop

20
Q

geluid bij mitralis (of tricuspidalis-> wisselt bij ademhaling) insufficiëntie of perimembraneus VSD

A

holosystolisch geruis

21
Q

geluid bij aorta insufficientie (marfan, endocarditis), mitralis stenose (acuut reuma)

A

holodiastolisch geruis

22
Q

geluid bij aortastenose / pulmonalisstenose /atriumseptum defect

A

ejectiegeruis

23
Q

geluid bij pericarditis

A

trifasisch pericardwrijven

24
Q

geluid + beeld ersntige aorta insufficientie

A

holodiastolisch dubbel geruis, uitdrijvingsgeruis + homo pulsans (signe du barbe)

25
Q

Sick sinus syndrome

A

traag sinusritme dat onvoldoende versnelt bij inspanning of koorts en vaak in combinatie met tachycardie en boezemritme stoornissen

26
Q

ventrikel tachycardie = torsades de pointe

A

Kamerstoornis heel snel en enigszins regelmatig. Er is draaiing om een as

27
Q

ventrikelfibrileren

A

compleet onregelmatige snelle contractie

28
Q

supraventriculaire tachycardie re entry kenmerken

  • WPW
  • Concealed bypass
  • AV nodale tachycardie
  • behandeling
A
  • WPW (pre exitatie of deltagolf)
  • conealed bypass (niet te zien)
  • AV nodale tachycardie (pre exitatie)
  • behandelen met ablatie of medicatie (betablokker, calciumantagonist (verapamil), antiaritmische medicatie(flecainide, sotalol of amiodarone )
29
Q

preventie ritmestoornissen

-supraventriculaire tachycardieen

A

behandelen met ablatie of medicatie (betablokker, calciumantagonist (verapamil), antiaritmische medicatie(flecainide, sotalol of amiodarone )

30
Q

preventie ritmestoornissen

-ventriculaire tachycardie

A

sotalol (betablokker)

amiodaron (anti aritmica)

31
Q

preventie ritmestoornissen

-boezemfibrileren met snelle kamervolging

A

digoxine ->vertraagt frequentie door geleiding

32
Q

acute behandeling tachycardie

-supraventriculaire re entry tachycardie

A

adenosine (anti ar)
verapamil (ca blok)
flecaïnide (anti ar)

33
Q

acute behandeling tachycardie

-atriumflutter of atriumfibrillatie

A

flecaïnide (anti ar),
ibutilide (anti ar),
amiodaron (anti ar)
sotalol (beta blok).

34
Q

acute behandeling tachycardie

-ventriculaire tachycardie

A

amiodaron (anti ar)
procaïnamide (anti ar)
sotalol (beta blok)

35
Q

Tachycardie oorzaken

-supraventriculair

A
  • SA-reentry: sick sinus syndrome
  • AV Reentry: WPW syndr, concealed bypass, av nodale tachycardie
  • Atriumflutter
  • atriumfibrillatie
36
Q

tachycardie oorzaken

-ventriculair

A
  • Ventrikel tachycardie: oud infarct, cardiomyopathie, hartfalen (kan leiden tot ventrikelfibrilleren)
  • Torsade des pointes: LQT-syndroom, Medicamenteus
37
Q

bradycardie oorzaken

SA blok

A

Sick sinus syndrome

38
Q

bradycardie oorzaken

AV-blok

A
  • aortaklep calcificatie
  • ischemie
  • congenitaal
39
Q

tachycardie oorzaken onderscheid maken

A

holter onderzoek of reveal

40
Q

behandeling atriumfibrilatie (sick sinus)

A

pacemaker (trage ritmes) en medicatie als betablokkers, verapamil (ca-blokker), flecainide (antiaritmica), sotalol(Beta blok/anti ar) of amiodaron(anti ar) =>snele ritmes

41
Q

onderscheid ventrikelfibrileren en 3e graads AV blok

A

bij 3e graads AV blok zijn P-toppen zichtbaar