Neurotransmitters BA3B1.2 Flashcards
1
Q
Welke neurotransmitters zijn klein moleculair?
A
- Acetylcholine
- Aminozuren
- Biogene aminen
- Purinen
- Gassen
2
Q
Welke neurotransmitters zijn aminozuren?
A
- Glutamaat
- Aspartaat
- GABA
- Glycine
- D-serine
3
Q
Welke neurotransmitters zijn biogene aminen?
A
- Adrenlaine
- Noradrenaline
- Dopamine
- Serotonine
- Histamine
4
Q
Welke neurotransmitters zijn purinen?
A
- ATP
- Adenosine
5
Q
Welke neurotransmitters zijn gassen?
A
- NO
- CO
- H2S
6
Q
Welke neurotransmitters zijn groot moleculair?
A
Neuropeptiden
7
Q
Welke neurotransmitters zijn neuropeptiden?
A
- Endorfine
- Substance P
8
Q
Via welke receptoren werkt acetylcholine?
A
- Nicotine receptoren in motorische eindplaat
- Muscarine receptoren
9
Q
Via welke receptoren werkt glutamaat?
A
- NMDA
- AMPA
10
Q
Welke werking heeft glutamaat?
A
Excitatioir
11
Q
Via welke receptoren werkt GABA?
A
GABA receptoren (Cl-kanaal)
12
Q
Welke werking heeft GABA?
A
Inhibitoir
13
Q
Via welke receptoren werkt glycine?
A
- Cl-kanalen
- GPCR
14
Q
Welke werking heeft glycine?
A
Inhibitoir, vooral in ruggenmerg