Neuronale Communicatie Flashcards
Dendritische spine
Een contactplaats van een axonale bouton en zo kan de informatie worden doorgegeven
Klassen van neuronen
- Aantal uitlopers: unipolair, bipolair en multipolair
- Vorm van de dendrieten: pryamidale, stellaat en Purkinje cellen
- Lengte van de axonen: projectie (lang) en interneuronen (kort)
- Functie: afferent en efferent
- Transmitter secretie: glutamatergic, dopaminergic en cholinergic
Purkinje cellen
De meest complexe cellen want bevat maar 1 axon en de rest zijn allemaal dendrieten.
Neuronen nummers
humane brein bevat 3-5 x 10^11 neuronen. 1.6 x 10^11 in de cerebrale cortex en 10^11 kleine granulacellen in het cerebellum.
Gliacellen (non-neuronale cellen in de hersenen)
- Oligodendrocyt -> vormen myeline in het centrale zenuwstelsel
- Astrocyt -> uitlopers maken contact met bloedvaten en isoleren alle bloedvaten die door het brein lopen. Vormt een bloed-hersen barrière. Ook maken ze contact met zenuwcellen
- Microgliacellen -> afweer cellen van de hersenen, komen niet oorspronkelijk voor in de hersenen
Oligodendrocyten
1 cel kan met zijn uitlopers meerdere axonen myeliniseren
Multiple slerosis (MS)
Aandoening wat komt door inflammatie van een myeline schede. Zorgt voor vermindering van sensatie, moeilijkheden met lopen, vermoeidheid en verlies van gevoel.
Exciteerbaar
Als de ionen van binnen en naar buiten kunnen verplaatsen op basis van hun lading Dit gebeurd bij het actiepotentiaal
elektrische activiteit meten
Bij een zenuwcel in een schaaltje kun je met een glazen elektron kun je door het celmembraan heen prikken en contact maken met de binnenkant van de cel. Dit kan je dus ook meten, het spanningsverschil tussen de binnen en buiten kant van de cel.
Verschillende potentialen
- Rust membraanpotentiaal -> zonder actiepotentiaal maar wel spanningsverschil (buitenkant negatiever)
- Gradiëntpotentiaal -> afwijking van het rustpotentiaal
- Actiepotentiaal -> signaal wat wordt doorgegeven door het axon en is nodig om synaptische activiteit op te wekken
Rustpotentiaal
Zit rond de -70 mV. Aan de buitenkant wordt de cel bepaald door natrium en chloride en de binnenkant door kalium en macromoleculen/ eiwitten. Deze verplaatsen niet snel naar buiten en dragen een negatieve lading.
De volgende mechanismen zorgen voor het evenwicht bij -90 mV:
- bevat een passief ionkanaal voor kalium -> gaat naar buiten want daar is een lagere kalium concentratie
- elektrostatische kracht
Wordt -70 mV omdat er ook een natriumkanaal is dus natrium verplaatst naar binnen tot de lading van -90 naar -70 mV is gegaan
Elektrostatische kracht
Voorkomt op een gegeven moment dat kalium nog verder naar buiten kan gaan
Natrium-kaliumwisselpomp
Kan natrium naar buiten pompen en kalium naar binnen. Hierbij gaan er 3 natrium naar buiten en 2 kalium naar binnen. Dit kost 1 molecuul ATP per keer.
Dit is nodig om de cel in een rustpotentiaal te houden. Hier gaat het grootste deel van onze ATP heen.
Depolarisatie
Het membraanpotentiaal wordt wat positiever. Gaat van -70 naar -60 mV
Repolarisatie
Als het membraanpotentiaal weer van de depolarisatie n aar het rustpotentiaal gaat