Anatomie Zenuwstelsel 2.0 Flashcards

1
Q

Welke slagaderen leveren het brein met bloed?

A
  1. Carotis interna
  2. a. Vertebralis

Deze vormen samen de cirkel van willis. Hieruit krijgt het brein bloed uit a. anterior, middel en posterior cerebral.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Sinussen

A

Venen in het brein waar de bloedvaten groter worden. Dit zijn plekken die een rol spelen in het sturen van het bloed buiten het brein naar het hart.

  • Superior sagittale sinus (loopt tussen hemisferen)
  • Transverse sinus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

CSF (cerebrospinal fluid)

A

Doorzichtig vloeistof dat in de plexus choroideus geproduceerd wordt en daarna naar de ventrikels gaat. Daarna naar het hele brein en als het klaar is word het afgevoerd door de sinussen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Rol CFS

A
  1. Drijfvermogen effect (neuronen in lage kant brein kunnen hierdoor overleven)
  2. Kussenseffect
  3. Barrière
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bloed-brein barrière

A

Tight junctions zorgen ervoor dat maar enkele stoffen van het bloed naar het brein kunnen passeren. Het maakt mogelijk dat het bloed alleen laat passeren wat belangrijk is voor het brein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bloed- CSF barrière

A

gaat over het wisselen van nutriënten van de croid plexus en het csf. Hierbij zorgen tight junctions ervoor dat maar bepaalde stoffen naar het CSF kan gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Neocortex

A
  • Temporale cortex = recognitie
  • Parietale cortex = aandacht
  • Frontale cortex = plannen

Eenheid is een piramidale cel en zijn 50 verschillende gebieden met verschillende architectuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Unimodale cortex

A
  1. Motor cortex (M1)
  2. Somatosensorische cortex (S1)
  3. Visuele cortex (ook associatief) (V1)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Prefrontale cortex

A

Is belangrijk om iets complex te maken (executief). Heeft een associatieve functie:

  • beslissingen
  • geheugensporen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Basale kernen rol

A
  1. initiatie van willekeurige beweging
  2. Inhibitie van competitieve motorische programma’s
  3. Wisselen van motorische programma’s
    Ook maken ze veel contact met de cortex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Directe weg van de basale kernen naar de cortex

A
  1. begint in de putamen
  2. Gaat via globus pallidus naar de thalamus
  3. Thalamus bevat veel excitatoire neuronen die glutamaat naar de cortex sturen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Indirecte weg van de basale kernen naar de cortex (inhibitie)

A

Gaat niet direct van de putamen naar de thalamus maar ook langs de subthalamus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Corpus callosum

A

Hersenbalk die de hemisferen met elkaar verbindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Capsula interna

A

Witte stof die de nucleus caudatus van de thalamus scheidt. En de het putamen van de globus pallidus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Peduncles

A
  1. Inferior cerebellar peduncle = Loopbanen van het ruggenmerg naar het cerebellum
  2. Middel cerebllar peduncle = Loopbanen van de cerebrale cortex naar de cortex van het cerebellum
  3. Superior cereballr peduncle = Loopbanen van het cerebellum naar de cortex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hippocampus

A

Lange termijn geheugen. Communiceert met de rest van het brein met de fornix.
Korte geheugen is meer deel van PFC en frontale kwab

17
Q

Amygdala

A

Bestaat uit verschillende structuren:

  • Centromediane kant -> meer betrokken bij emoties over het algemeen
  • Basolaterale kant-> meer betrokken bij angst
18
Q

Representatie van het lichaam

A

Deze is normaal contralateraal. Als vezels van de hersenschors naar het ruggenmerg lopen springt het na de piramide naar de andere helft van het lichaam

19
Q

Sympathetisch

A

Fight or flight

20
Q

Parasympathetisch

A

Rest and digest