Nederlands woorden deel 1 Flashcards
bedenk voorbeeldzin en synoniem voor elk woord
acclimatiseren
gewend worden aan
(immigranten moeten zich acclimatiseren aan onze maatschappij, maar niet zo erg dan ze hun cultuur verliezen)
accuraat
nauwkeurig
(dat is een accurate beschrijving van zijn karakter)
achteloos
slordig
(ze trok haar US stick achteloos uit haar computer en nu is ze al haar documenten kwijt)
achterban
iemand die achter een beweging staat maar er niet actief aan deelneemt
(er ligt een voorstel op tafel en nu gaan de bonden zo snel mogelijk overleggen met hun achterban)
addendum
bijlage
(bij deze test hoort een addendum dat je tuis zelf moet afprikten en meenemen voor de test)
adequaat
geschikt voor het doel
(je outfit met een joggingbroek is geen adequate outfit voor een diner in dit z-restaurant)
affiniteit
verwantschap
(blijf maar weg bij hem, hij heeft affiniteiten met gevaarlijke mensen)
agitatie
zenuwachtige opwinding
(agitatie is een symptoom van overstimulatie)
alliantie
verbond
(een vriend heeft een alliantie gesloten met mijn vijand om me zo uit het pact te stoten)
altruïsme
behulpzaam zijn zonder eigenbelang (mensen zijn meer geneigd tot altruïsme wanneer de persoon die hulp vraagt op hun lijkt)
ambulant
niet bedlegerig
(in een ambulant centrum kunnen ouders en/of kinderen gesprekken voeren met verschillende deskundigen)
amendement
door kamerleden voorgestelde wijziging van een wetsvoorstel
(onze nieuwe regering wil een nieuw amendement voor het verbouwen van huizen)
amicaal
vriendschappelijk/ informeel
(na een jaar samen in de klas te zitten met elkaar zijn we erg amicale geworden tegenover elkaar)
analogie (naar…met)
overeenkomst
(naar analogie met e-birth word nu ook gewerkt aan digitale aangifte van een overlijden)
anteceden
vroeger gebeurd feit
(de advocaat benadrukt dat zijn client geen enkel juridisch antecedent heeft)
antedateren/ antidateren
datum waarop een vroeger document ondertekend is
(de huurder moet het contract antedateren om de waarde van het huis juist in te schatten)
anticiperen
verwachten
(de uitkomst van de Amerikaanse verkiezingen had ik niet kunnen anticiperen)
apathisch/ apathie
psychische ongevoeligheid
(de jongen die naast mij zat in de klas vertoond zeer apathisch gedrag)
argeloos
onschuldig
(de Britse minister van buitenlandse zaken waarschuwt ons dat we bijna argeloos op weg zijn naar een nieuwe oorlog)
artificieel
kunstmatig
(artifiiele kunst wordt met de dag populairder en zorgt voor de ondergang van mensen die er egt werk in steken-
assimileren
aanpassen
(immigranten moeten zich weliswaar integreren in onze maatschappij, maar niet assimileren tot het punt waar ze hun cultuur verliezen)
audit
kritisch onderzoek naar de bedrijfsvoering
(er wordt een audit gedaan naar Candico omdat zij zogezegd cocaïne zouden smokkelen in hun suiker)
aura
uitstraling
(al mijn vrienden hebben de aura van een engeltje)
authenticiteit
originaliteit
(authenticiteit wordt enorm geapprecieerd in deze tijden omdat iedereen op elkaar begint te lijken)