nederlands schooltaalwoorden Flashcards

1
Q

afleiden woordfamilie

A

afleiding, afgeleid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bereiken woordfamilie

A

het bereik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

controleren woordfamilie

A

de controle, gecontroleerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

situeren woordfamilie

A

de situatie, gesitueerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

toelichten woordfamilie

A

de toelichting, toegelicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de combinatie woordfamilie

A

combineren of gecombineerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de presentatie woordfamilie

A

presenteren, gepresenteerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

creatief woordfamilie

A

de creativiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

realistisch woordfamilie

A

realiseren, de realiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

afleiden

A

je laat iemands aandacht afdwalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bereiken

A

je komt op een plaats aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

controleren

A

je kijkt iets na

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

overkomen

A

iets onverwacht meemaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

raadplegen

A

je vraagt hulp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

situeren

A

je bepaalt de plaats en de tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

toelichten

A

je legt uit wat de bedoeling is, je verklaart iets

17
Q

de combinatie

A

twee of meer dingen bij elkaar gevoegd, de samenvoeging

18
Q

de presentatie

A

de voorstelling

19
Q

de techniek

A

de manier waarop je te werk gaat als je iets maakt of uitvoert

20
Q

creatief

A

mooie of nieuwe dingen kunne maken of bedenken, fantasierijk

21
Q

realistisch

A

wat sterk met de werkelijkheid overeenkomt , nuchter

22
Q

volledig

A

voltallig, volgemaakt, geheel, compleet zonder dat er iets ontbreekt

23
Q

willekeurig

A

zomaar, toevallig, lukraak