aardrijkskunde Flashcards

1
Q

reliëf

A

afwisseling van hoogtes en laagtes in het landschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

horizon

A

denkbeeldige lijn tussen land en lucht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

helling

A

oplopend of aflopend vlak in het landschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoogteverschil

A

verschil in hoogte tussen hoogste en laagste punt in het landschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

kniklijn

A

lijn waar twee hellingsvlakkensamenkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

dallijn

A

als twee hellingsvlakken naar elkaar toe lopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

kamlijn

A

als twee hellingsvlakken van elkaar weglopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoogtezones

A

een zone begrensd door twee hoogtelijnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoogtelijnen

A

zijn lijnen die alle plaatsen verbinden op dezelfde hoogte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoogtepunten

A

punt(kruisje, driehoekje) met hoogtecijfer erbij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

van 0 tot 200 m

A

laagland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

van 200 tot 2000m

A

middelland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

meer dan 2000 m

A

hoogland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat wordt erosie genoemd

A

proces van afbraak transport en afzetting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

van 0 tot 50 m

A

Laag-België

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

van 50 tot 200 m

A

Midden-België

17
Q

> 200 m

A

Hoog-België

18
Q

factoren die bevolkingsdichtheid beïnvloeden zijn

A

Relië
bevoling
Klilaat
bereikbaarheid

19
Q

referentiekaarten

A

zijn vereenvoudigede kaarten met enkele belangrijke lijnen, punten en vlakken

20
Q

open ruimte

A

geen bebouwing

21
Q

geïsoleerde woonwijk

A

groep huizen, geordend bij elkaar

22
Q

lintbebouwig

A

gebouwen langgerekt langs beide zijden van de weg

23
Q

geconcentreerde bebouwing

A

gebouwen staan dicht bij elkaar

24
Q

verspreide bebouwing

A

gebouwen verspreid of in klein groepen

25
bebouwde kern
het geheel van aaneengesloten geconcentreerde bebouwing (centrum+ oude wijken)
26
infrastructuur
alle voorzieningen nodig om het land goed te laten draaien zoals spoorwegen, wegen, vliegveld, station, ......
27
plattelands
-weinig bebouwing en veel open ruimte -buurtwinkels -basisonderwijs
28
verstedelijkt
-meer bebouwing en minder open ruimte -grootwarenhuis -middelbaar
29
stedelijk
-veel bebouwing en weinig open ruimte -winkelcentra -hoger
30
gesloten bebouwing
woning waarbij zowel de gevel links als rechts gedeeld wordt met een buurwoning
31
halfopen bebouwing
woning waarbij slechts één gevel gedeeld wordt met een buurwoning
32
open bebouwing
woning waarbij geen enkele gevel gedeeld wordt met een buurwoning
33
hoogbouw
gebouw met veel verdiepingen
34
laagbouw
gebouw met weinig verdiepingen
35
positieve gevolgen infrastructuur
veiligere verkeerswegen voor zwakke weggebruiker
36
negatieve gevolgen infrastructuur
auto(snel)weg die wordt aangelegd dwars door de velden achter je tuin