geschiedenis Flashcards

1
Q

waar ontstond landbouw

A

in de vruchtbare halvemaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

domesticatie

A

ingrijpen in de natuur planten en dieren aanpassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

landbouw

A

zelf voedsel produceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

het einde van de laatste ijstijd=

A

13 000 v.C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de mens voor het eerst sedentair=

A

11 000 v.C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de mens voor het eerst landbouwer=

A

8500 v.C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

was het ontstaan van de landbouw een lang of een kort proces

A

het was een langdurig proces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer en waar ontstond de landbouw in China?

A

Azië en 7500 v.C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer en waar ontstond de landbouw in de Vruchtbare Halvemaan

A

In Azïe en 8500 v.C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanner en waar ontstond de landbouw in Mexico?

A

In Noord-Amerika en 700 vC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer en waar ontstond de landbouw in Andes en Amazonegebied

A

In Zuid-Amerika en 8000 tot 5000 v.C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer ontstond de landbouw in Zuidoost-Europa

A

ca 6500 v.C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer ontstond de landbouw in Noordwest-Europa

A

5500 v.C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat wijst op akkerbouw

A

graan telen en grond bewerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat wijst op veeteelt

A

tamme dieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

door wat ontstaat akkerbouw en veeteelt

A

door selectieve teelt en fok

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

welke vormen van voedselvoorziening is gebleven?

A

jacht en visvangst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat is nieuw in vergelijking van voedselverzamelaar-jager

A

akkerbouw
veeteelt
combinatie van woonhuis stal en schuur onder 1 dak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

bevolkingsgroei=

A

spectaculaire groei van de bevolking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

de wereldbevolking ca 10 000 v.C

A

is 1 miljoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

de wereldbevolking ca 4000 v.C

A

is 20 miljoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

voorbeelden wat de bevolkingsgroei bevorderde

A

-de selectieve teelten van gewassen en dieren zorgden voor meer opbrengsten
-jonge kinderen vielen minder ten prooi aan roofdieren
-de productie van overschotten liet toe om meer mensen te voederen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

voorbeelden dat de bevolkingsgroei afremde

A

-dichter bij de dieren leven maakten de boeren gevoeliger voor ziektes
-de boeren waren aan de grond gebonden en daardoor makkelijker slachtoffer van eventuele misoogsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

in de vruchtbare halvemaan hadden ze……….

A

allerlei eetbare plantensoorten, zoals voorlopers van tarwe en gerst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

sedentair

A

voedselverzamelaar-jager leefden voor het eerst in hutten in vaste nederzetting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

nomaden

A

op verschillende plaatsen rondtrekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

landbouw kon precies ontstaan in de vruchtbare halvemaan………………………….

A

in het Nabije Oosten werd het klimaat warmer en vochtiger. allerlei plantensoorten zoals, voorlopers van tarwe en gerst. bovendien kwamen ook kudden wilde geiten schapen op hen af op de weelderige plantengroei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

zelf zaden selecteren en planten telen noemen we………….

A

domesticatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

zelf voedsel produceren noemen we

A

akkerbouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

door domesticatie ontstond ………..

A

veeteelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

sjadoef

A

het water van laag naar hoog brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

irigatielandbouw

A

dorre gronden vruchtbaar maken met behulp van kanaaltjes, dijken, sjadoefs en schotten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

de overstroming maakte van de onvruchtbare woestijngrond………

A

een geschikte landbouwgrond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

de nijl overstroomde jaarlijks de egyptenaren gebruikten het nijlwater om……………

A

hun velden te bevloeien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

kanaaltjes

A

brengen water naar afgelegen vlakken

36
Q

schotten

A

regelen de watervervoer

37
Q

dijken

A

houden het water op de akkers

38
Q

opvangbekers en waterputten

A

watervoorraad opslaan

39
Q

wieden

A

omkruid wegdoen

40
Q

graan oogsten met ……….

A

een sikkel

41
Q

bij de overstromingstijd

A

maakten ze bouwerken

42
Q

bij de zaai-en irigatietijd deden ze………..

A

wieden, graan zaaien, en ploegen

43
Q

bij de oogsttijd deden ze………….

A

stro verzamelen, graan oogsten met een sikkel graan wannen en graan dorsen

44
Q

ze kregen veel landbouwoverschotten en meer oogsten door

A

de woestijgrond was geschikt voor landbouw

45
Q

handelaar

A

per schip vervoeren van luxeproducten uit verre streken

46
Q

ambtenaar

A

werken voor de overheid (land opmeten, belastingen innen)

47
Q

belastingen in natura

A

vergoeden van medewerkers van de farao (ambtenaren)

48
Q

beroepsspecialisatie

A

-het innen van belastingen in natura
-het aanleggen van voedselvoorraden voor moeilijke tijden
-het vergoeden van ambtenaren

49
Q

de landbouwoverschotten ruilden ze op de markt

A

zo ontstond er ruilhandel

50
Q

de economie van het oude egypte noemen we………..

A

tempeleconomie

51
Q

er kwamen meer en meer beroepen zo kwam er ……………

A

ongelijkheid tussen arm en rijk

52
Q

wat doen priesters

A

priesters slaan belastingen in natura op

53
Q

wat is een mythe

A

een mythe is een verhaal waar goden een rol in spelen en de natuurverschijnselen verklaren

54
Q

verschillende goden is

A

Polytheïsme

55
Q

één god is

A

Monotheïsme

56
Q

offers zijn……….

A

dieren brengen naar dienaars

57
Q

veel voorjaarsregen welke god?

A

de Nijlgod Hapi giet vazen uit

58
Q

het draaien van de aarde rond haar as welke god?

A

de reis van de zonnegod Re

59
Q

de god…………….. duwde de zon als een reusachtige mestbal vanuit de onderwereld naar boven

A

de god Chepri

60
Q

hoe hielden ze hun goden tevreden?

A

door offers te brengen

61
Q

thot……..

A

is de god van de wetenschap, de wijsheid en het schrift

62
Q

Sechmet is…………..

A

de godin van de oorlog en de brenger van ziektes

63
Q

Horus is……….

A

de beschermgod van de hemel

64
Q

Sobek is………..

A

de god die bescherming biedt tegen de gevaren van de Nijl

65
Q

Anoebis is………..

A

de god van de mummificatie; Hij beschermt de doden

66
Q

de Egyptenaars dachten dat de natuur werk was van de goden. De Egyptische religie was een…………………Ze geloofden in veel goden Polytheïsme

A

natuurgodsdienst

67
Q

de overledene knielt voor de

A

rechters

68
Q

de god Anoebis

A

de beschermer van de doden , brengt de overledene naar de weegschaal

69
Q

Maät de godin van de…….

A

waarheid staat op de weegschaal, je herkent ze aan de veer

70
Q

het monster Amoet

A

zal de overledene verslinden

71
Q

Thot, de god van het schrift………..

A

noteert het resultaat van de wegong

72
Q

de god Horus, de beschermer………

A

brengt de gelukkige overledene naar zijn vader

73
Q

Osiris is de god van de……

A

onderwereld

74
Q

Isis, de vrouw van Osiris en godin van de ……

A

liefde

75
Q

hoe slaagden de egyptenaren erin om het lichaam te bewaren?

A

door te mummificeren

76
Q

de prehistorie

A

van 3milj jaar geleden tot 3500 v.C

77
Q

het oude Nabije Oosten

A

van 3500 v.C tot 800 v.C

78
Q

de klassieke oudheid

A

van 800 v.C tot 500 n.C

79
Q

de middeleeuwen

A

van 500 tot 1450

80
Q

de vroegmoderne tijd

A

van 1450 tot 1750

81
Q

de moderne tijd

A

van 1750 tot 1945

82
Q

de hedendaagse tijd

A

van 1945 tot nu

83
Q

economisch domein

A

-voedsel, kleding, woning
-werk
-transport
-handel bv kopen of verkopen

84
Q

cultureel domein

A

-communicatie
-kunst
-geloof, godsdienst, levensbeschouwing
-wetenschap

85
Q

politiek domein

A

-afspraken
-organisatie=bestuur
-regels, wetten
-rechten, plichten

86
Q

sociaal domein

A
  • individu, groep
    -verhouding tussen mensen bv rijk of arm
    -rollenpatroon bv taken man of vrouw
    -opvoeding