nederlands duits havo 3 toets h3 Flashcards
de zus
die Schwester
de dochter
die Tochter
in januari
im Januar
januari
der Januar
februari
der Februar
maart
der März
de broer
der Bruder
het gezin, de familie
die Familie
het kleinkind
der Enkel
de grootouders
die Großeltern
de moeder
die Mutter
de oma
die Oma
de opa
der Opa
de zoon
der Sohn
de stiefmoeder
die Stiefmutter
de vader
der Vater
april
der April
mei
der Mai
juni
der Juni
juli
der Juli
augustus
der August
september
der September
oktober
der Oktober
november
der November
december
der Dezember
op maandag
am Montag
maandag
der Montag
dinsdag
der Dienstag
woensdag
der Mittwoch
donderdag
der Donnerstag
vrijdag
der Freitag
Zaterdag
der Samstag
zondag
der Sonntag
door de week
unter der Woche
in het weekend
am Wochenende
vorige week
letzte Woche
volgende week
nächste Woche
de handschoen
der Handschuh
het overhemd
das Hemd
de broek
die Hose
de jurk
das Kleid
de jas
die Jacke
de trui
der Pullover
de rok
der Rock
de schoen
der Schuh
de laars
der Stiefel
gestreept
gestreift
geruit
kariert
basketballen
Basketball spielen
schaatsen
eislaufen
fietsen
Fahrrad fahren
badmintonnen
Federball spielen
fitnessen
Fitness machen
hockeyen
Hockey spielen
klimmen
klettern
paardrijden
reiten
zwemmen
schwimmen
zeilen
segeln
skiën
Ski fahren
tennissen
Tennis spielen
uitslapen
ausschlafen
luieren
faulenzen
tv-kijken
fernsehen
met vrienden afspreken
sich mit Freunden treffen
spelletjes op de telefoon spelen
auf dem Handy Spiele spielen
op internet surfen
im Internet surfen
naar muziek / de radio luisteren
Musik / Radio hören
slagwerk spelen
Schlagzeug spielen
winkelen
shoppen gehen
aan sport doen
Sport treiben
telefoneren
telefonieren
naar video’s / films kijken
Videos / Filme gucken
het vak
das Fach
wiskunde
Mathematik
Engels
Englisch
Frans
Französisch
natuurkunde
Physik
scheikunde
Chemie
godsdienst
Religion
geschiedenis
Geschichte
aardrijkskunde
Erdkunde
Spaans
Spanisch
Italiaans
Italienisch
economie
Wirtschaft
oud
alt
ouderwets
altmodisch
donker
dunkel
gezellig
gemütlich
groot
groß
lelijk
hässlich
licht
hell
hoog
hoch
modern
modern
nieuw
neu
laag
niedrig
mooi
schön
de braadworst
die Bratwurst
het brood
das Brot
de boter
die Butter
de vis
der Fisch - die Fische
de fles
die Flasche
de gehaktbal
die Frikadelle
de vork
die Gabel
de groente
das Gemüse
de kaas
der Käse
de lepel
der Löffel
het mes
das Messer
het mineraalwater
das Mineralwasser
de pasta
die Nudeln
de noot
die Nuss
de olie
das Öl
het sinaasappelsap
der Orangensaft
de peper
der Pfeffer
de rijst
der Reis
de ham
der Schinken
de mosterd
der Senf
zoet
süß
zuur
sauer
pittig
scharf
België
Belgien
Denemarken
Dänemark
Frankrijk
Frankreich
Griekenland
Griechenland
Groot-Brittannië
Großbritannien
Italië
Italien
Kroatië
Kroatien
Nederland
die Niederlande
Spanje
Spanien
Turkije
die Türkei
Hongarije
Ungarn
Verenigde Staten
die USA
uitstappen
aussteigen
instappen
einsteigen
lopend
zu Fuß
de auto
das Auto
het station
der Bahnhof
de bus
der Bus
het vliegveld
der Flughafen
het vliegtuig
das Flugzeug
het schip
das Schiff
de tram
die Straßenbahn
de metro
die U-Bahn
de trein
der Zug
