duits moeilijk Flashcards
1
Q
achten auf
A
letten op
2
Q
brauchen
A
nodig hebben
3
Q
erhalten
A
krijgen, ontvangen
4
Q
die Erlaubnis
A
de toestemming
5
Q
kapieren
A
begrijpen, verstaan
6
Q
enthalten
A
bevatten
7
Q
rechtzeitig
A
op tijd
8
Q
entscheiden
A
beslissen
9
Q
sauber
A
schoon
10
Q
anziehen
A
zich aan kleden