nederlands BZL 6+5 afgeleide vormen Flashcards
1
Q
helpen
A
de helper, het hulpmiddel, de hulp, behulpzaam
2
Q
de kennismaking
A
kennismaken
3
Q
de praktijk
A
praktisch, het practicum, praktiseren
4
Q
realistisch
A
realiseren, de realiteit, de realist
5
Q
snel
A
snellen, de snelheid
6
Q
uiteenzetten
A
de uiteenzetting
7
Q
de verbinding
A
verbinden, verbonden