Ned. taalvaardig 3 Flashcards

1
Q

als het erop aankomt

A

als puntje bij paaltje komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

zoals het is, met al wat ertoe behoort (dagelijkse praktijk)

A

reilen en zeilen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hopeloze ellende, narigheid

A

kommer en kwel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de uitgaven naar de inkomsten regelen

A

de tering naar de nering zetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

geweldig (hard) klagen

A

steen en been klagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een slechte gewoonte beteugelen

A

paal en perk stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

veel meegemaakt, erg ervaren

A

gepokt en gemazeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

goed- of kwaadschiks

A

willens nillens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

goed en slecht delen

A

lief en leed delen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

door nadeel en verlies te lijden

A

door schade en schande

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

verspreking

A

lapsus linguae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

gewapenderhand, met geweld

A

manu militari

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

een gezonde geest in een gezond lichaam

A

mens sana in corpore sano

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

voor deze zaak in het bijzonder

A

ad hoc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

terzake, gevat

A

ad rem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

onbeschreven blad, van nul beginnen

A

tabula rasa

17
Q

ongewenst persoon

A

persona non grata

18
Q

noodzakelijke voorwaarde

A

conditio sine qua non

19
Q

de wet is de wet / de wet is hard, maar het is de wet

A

dura lex, sed lex.

20
Q

discussiebijeenkomst

A

het colloquium

21
Q

befaamd

A

gerenommeerde

22
Q

gerechtvaardigd

A

legitiem

23
Q

zijn stoffen toegevoegd

A

bevatten additieven

24
Q

overeenstemming

A

consensus

25
Q

samengebundeld

A

gecompileerd

26
Q

samenpersen

A

comprimeren

27
Q

willekeurig

A

arbitrair

28
Q

opstapelen

A

accumuleren

29
Q

wijzigen

A

modificeren

30
Q

gerealiseerd

A

geïmplementeerd

31
Q

aan de buitenkant

A

het perifere zenuwstelsel

32
Q

tussenbeide komen, zich mengen in

A

interfereren