Ned Poëzie Flashcards

1
Q

personificatie (verpersoonlijking):

A

worden dieren, begrippen of levenloze voorwerpen als een persoon voorgesteld of krijgen ze menselijke eigenschappen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

personificatie (verpersoonlijking) voorbeeld:

A

De wind fluisterde mijn naam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer gebruik je een vergelijking?

A

als er een overeenkomst is tussen twee of meer personen of zaken. (als, zoals, gelijk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

vergelijking voorbeeld:

A

in die ene nacht, donker en gebonden als bloed buiten een lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer gebruik je een hyperbool of overdrijving?

A

om een bepaalde eigenschap extra (overdreven) in de verf te zetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hyperbool of overdrijving voorbeeld:

A

wachten op jouw duurde een eeuwigheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de 3 rijmen in Poëzie?

A
  • gepaard rijm (AABB)
  • gekruisd rijm (ABAB)
  • omarmend rijm (ABBA)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Een gedicht dat niet rijmt noem je een?

A

vrij vers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly