Narcotische analgetica of morfine analgetica Flashcards

1
Q

Belangrijk narcotische analgetica en morfine analgetica

A
  • Analgetica: pijnstillend
  • Narcotica: verdovende middelen
  • NIET VERGETEN: aparte wetgeving !!!!!!! (zie Hfdst wetgeving)
  • Verschil met de niet- narcotische analgetica = niet - opioïden =
    NSAID’s:
  • Geringere analgetische werking dan de echte narcotische
    analgetica
  • Geen aanleiding tot afhankelijkheid
  • Ontstekingsremmend en koortsverlagend effect
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Morfine

A
  • Morfine:
  • PLANT: Papaver somniferum (slaapbol)
    (* Gedroogd sap van onrijpe zaaddozen: Opium)
  • Opium: bevat alkaloïden (plantenbase):
  • Morfine
  • Codeïne
  • Papaverine
  • Noscapine
  • Griekenland: pijnstiller + euforiserende werking
  • Morpheus: god van de slaap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Opiaten vs opioïden

A
  • Opiaten: (natuurlijke alkaloïden )aan morfine structureel
    verwante producten met gelijkaardig farmacologisch effect
  • Opioïden: producten met morfine-achtig effect maar zonder
    structuurverwantschap (methadon, tramadol, fentanyl,
    codeïne, buprenorfine,…)
  • Exogeen (geneesmiddelen)
  • Endogeen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Endogene opioïden

A
  • Endogene opioïden:
  • Endorfines
  • Enkefalines
  • Dynorfines
  • Komen vnl voor in het CZS, maar ook in de perifere weefsels (oa GI-
    kanaal)
  • Komen massaal vrij bij stress, shock, emotionele reacties en
    hersenbeschadiging
  • Verminderen pijnsensatie bij verwonding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Endogene opioïden

A
  • Endogene opioïden:
  • Endorfines
  • Enkefalines
  • Dynorfines
  • Komen vnl voor in het CZS, maar ook in de perifere weefsels (oa GI-
    kanaal)
  • Komen massaal vrij bij stress, shock, emotionele reacties en
    hersenbeschadiging
  • Verminderen pijnsensatie bij verwonding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Opioïden receptoren

A
  • De meeste in zenuwweefsels maar ook op andere plaatsen (vb
    darmwand,…):
  • μ-receptor (mu): centrale analgesie en AH-depressie
  • δ-receptor (delta): euforie, analgesie en afhankelijkheid
  • κ-receptor: (kappa) spinale analgesie en sedatie
  • σ-receptor (sigma): gedragsafwijkingen (angst, hallucinaties)
    of ‘dysforie’
  • NMDA-receptor (atypische receptor): versterken het
    pijngevoel. Antagonisme van deze receptor verbetert de
    gevoeligheid voor opiaten (zoals dr μ-agonisten gebeurt): zie
    notities)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  • μ-receptor:
A
  • Analgesie, sedatie
  • bradycardie!!, AH-depressie!!
  • Euforie
  • fysieke afhankelijkheid
  • miosis (vernauwing, hond), mydriasis (verwijding, kat)
  • katalepsie, bewegingsonrust
  • remming LH- en testosteron productie
  • verminderde GI activiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  • κ-receptor:
A
  • Sedatie, zwakke analgesie, anti-tussief (hoestprikkel remmend),
    dysforie, miosis, afname motorische activiteit, ADH remming,
    afname eetlust
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  • δ-receptor:
A
  • Spinale analgesie, stress geïnduceerde analgesie, mydriasis,
    vrijzetting groeihormoon, AH depressie!!, hyperthermie, remming
    LH en testosteron productie, verminderde GI activiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  • NMDA receptor:
A
  • verstrekt pijngevoel
  • Antagonisme gaat centrale sensitisatie tegen en verbetert de
    gevoeligheid voor opiaten zoals μ-agonisten (methadon) doen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Onderverdeling opioïden:

A

Pure agonisten met een krachtige werking: morfine, heroïne,
methadon, pethidine, fentanyl (hoge affiniteit voor μ-receptor) BESTE
ANALGESIE
Partiële agonisten met een matige werking: pentazocine,
buprenorfine
- minder analgesie dan morfine MAAR minder bijwerkingen: minder
respiratoire depressie, minder afhankelijkheid
- Wel dysforie (nachtmerries, hallucinatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Antagonisten (antidoot bij opioïde vergiftiging)

A
  • Antagoniseert de effecten van zowel de volledige als de
    partiële agonisten:
  • Naloxon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Werkingsmechanisme opioïden:

A
  • opioïden bootsen voor de analgetische werking het effect na
    van de endogene opioïde peptiden.
  • Ze stimuleren de opioïd-receptoren betrokken in de
    pijnregulatie-> inhibitie van pijnprikkels in ZS
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Opioïde agonisten

A

Eerst in de geneeskunde toegepast, later in de DGK (wel ≠)
* Centraal dempende werking
* Centraal stimulerende werking
* Perifere werking
* DS verschillen
* Indicaties
* DGK-preparaten
(bootsen morfine na = agonist)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Centraal dempende werking opioïde agonisten

A
  • Analgesie (ook viscerale pijn !!!)
  • Sedatie en stemmingsveranderingen
  • Onderdrukking van het hoestcentrum
  • Onderdrukking ademhalingscentrum (<AH-freq)
  • Onderdrukking thermoregulatie (< T)
  • Inhibitie van de GI motiliteit (obstipatie))
  • Stijfheid van de spieren
  • Tolerantie (vermindering van het therapeutisch effect in het
    verloop van de therapie)
  • Afhankelijkheid :
  • Fysisch: optreden van fysische symptomen bij het acuut
    stoppen van de therapie (koorts, zweten, rusteloosheid,
    misselijkheid, diarree)
  • Psychisch: ‘hunkering naar morfine’
  • Onderdrukking sympatische centra (sedatie) (te veel -> slapen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Centraal stimulerende werking opioïde agonisten

A
  • Centrale vagusprikkeling (N. vagus)
    Effecten van deze stimulatie:
  • Miose en bradycardie
  • Bronchoconstrictie en hypothermie
  • Verhoging van de GI tonus (spasmen) ->
    vertraagde passage
  • Stimulatie van de chemo receptor trigger zone
    (CRTZ) vb apomorfine : braken
  • Paradoxale reactie (soms dysforie, opwinding en
    agitatie i.p.v. euforie en sedatie)
  • Stimulatie van de chemo receptor trigger zone
    (CRTZ) vb apomorfine : braken
  • Bloeddrukdaling en bradycardie
  • Bronchoconstrictie
  • Miosis
  • Paradoxale reactie (soms dysforie, opwinding en agitatie
    i.p.v. euforie en sedatie)
17
Q

Perifere werking opioïde agonisten

A
  • Toename in speekselvloei
  • Spastische obstipatie:
  • Verhoogde tonus (GS)
  • Vertraagde peristaltiek
  • Vermindering van de secreties
  • Retentie van urine
  • Verhoogde tonus
  • Verhoogde uitstorting ADH
  • Bronchoconstrictie
  • Vasodilatatie (bloedvaten) kan tot hypotensie leiden (soms
    nuttig bv bij het gebruik van anesthetica)
  • Verhoogde defecatie (ondanks obstipatie)
18
Q

Bijwerking Morfine:

A
  • Misselijkheid + braken
  • Bemoeilijkte mictie
  • Droge mond
  • Obstipatie
  • AH-depressie (gevaarlijk bij astma patiënten,…)
  • Gedrag: euforie, dysforie,…
  • Herkenning: miosis: speldeknop kleine pupillen
  • Psychische + lichamelijke afhankelijkheid
  • Tolerantie maar niet voor miosis en obstipatie
19
Q

Bijwerkingen dieren (opioïde agonisten)

A
  • Typische bijwerkingen zoals sedatie en vertraging van de
    darmtransit, die bij de mens het gebruik van deze stoffen
    afremt, vormen bij dieren met pijn in de praktijk minder een
    probleem.
  • Er treden zelden bijwerkingen op bij het gebruik van opioïden
    na trage intraveneuze of intramusculaire injectie
    (bekijk ook zeker ppt!)
20
Q

Indicaties opioïde agonisten:

A

*Premedicatie/postmedicatie: analgesie en
sedatie
* Neuroleptanalgesie (combinatie van sedativum +
analgeticum)
* Opioïden meestal niet gebruiken als algemeen anestheticum
* Onderdrukking ZS: grote hersenen >kleine
hersenen > verlengde merg > RM
* Behandeling van hoest (onderdrukken hoestcentrum):
in lage dosis! Zie verder
* Behandeling van diarree (obstipatie) Zie verder
* ….
* Opletten bij overdosissen: zware AH-depressie

21
Q

Preparaten opioïde-agonisten

A
  • Fentanyl
  • Methadon
  • Buprenorfine
  • Butorfanol
22
Q

Fentanyl

A

(Actief bestanddeel)
* Volledige μ agonist
* Fentadon® Dechra
* Snelle pijnbestrijding (binnen 5 min)
* Korte werkingsduur (< 30 min)
* Krachtige werking
* Intra-operatieve analgesie tijdens chirurgie
* Bestrijding post-operatieve pijn als gevolg van
zware orthopedische en weke delenchirurgie
* Ca
* Nauwkeurig doseren!!!!

23
Q

Methadon

A

(actief bestanddeel)
* Volledige μ agonist
* Sterk opioïd analgeticum
* Premedicatie voor algemene anesthesie of neuroleptanalgesie
bij Ca en Fe in combinatie met neurolepticum
*Comfortan®/Insistor®/Synthadon®
* Ca en Fe

24
Q

Buprenorfine

A

(actief bestanddeel)
* Partiële μ agonist
* 30 maal krachtiger dan morfine
* Langdurige werking
* Daling bloeddruk en hartritme
* Postoperatieve analgesie bij Ca/Fe, sommige EQ
* Versterking van sedatieve effecten van centraal werkende
middelen bij Ca
* Bv.:
* Vetergesic Multidosis® IM/IV
* Bupaq multidose®
* Buprenidine multidose®

25
Q

Butorphanol

A

(actief bestanddeel)
* κ (kappa) agonist
* Kortwerkende analgesie bij Ca/Eq
* Verlichting pijn bij koliek Eq
* Verlichting van viscerale pijn bij Ca
* Voor sedatie in combinatie met a2-agonisten Ca/Eq

26
Q

Tramadol

A

(actief bestanddeel)
* Partiële μ agonist
* Vermindering van lichte post-op pijn bij de hond
* Tralieve® po/injectie
* Tramvetol® injectie

27
Q

Humane preparaten

A

(De andere producten zijn humaan geregisteerde
producten -> welke producten die aan welke DS gegeven mogen
worden -> is vastgelegd in officiële lijsten)
* Morfine
* Fentanyl
* Methadone
* Buprenorfine
* Meperdine
* Pentazocine
* Etorfine
* …..

28
Q

Fentanyl (humaan)

A
  • Zeer krachtig (> morfine)
  • Kortwerkend
  • Toepassing: - premedicatie anesthesie
  • neuroleptanalgesie
  • keizersnede (gaat traag door de placenta en men kan antagonisten geven): goed
29
Q

Methadone (humaan)

A

(actief bestanddeel)
- Premedicatie in de anesthesie
- L-methadone:analgesie
- D-methadone: anti-tussivum
- Geen AH-depressie ook geen zucht
- Humaan: andere werking dan morfine -> minder hevig onttrekkingssyndroom -> mindere kans op
afhankelijkheid dan morfine
- Gebruikt bij detoxificatie van aan morfine of heroïne verslaafden

30
Q

Buprenorfine (humaan)

A
  • vb Temgesic®,…..
  • Krachtig en langere werkingsduur
  • Wel respiratoire depressie
31
Q

Meperidine (humaan)

A
  • Meperidine (Demerol ® Dolantine®):
  • Sedatie en analgesie
  • Derivaat is Ioperamide (Imodium®): tegen diarree
32
Q

Pentazocine (humaan)

A
  • Pentazocine (Fortal®):
  • Bij paard: premedicatie anesthesie, kolieken
  • Bij hond
  • Etorfine (Immobilon®DGK):
  • 10.000 maal analgetisch sterker dan morfine
  • Toepassing: dierentuin, circus, wilde dieren
  • Antidoot diprenorfine (Revivon®DGK)
  • opletten: mens
    (1 druppel op huid: AH-centrum<)
33
Q

Opioïde-ANTAGONISTEN

A
  • Echte antagonisten:
  • meest gebruikt
  • Bij overdosering van morfine, heroïne, na operaties
    waar fentanyl of andere morfine-mimetica zijn
    gebruikt
  • Humaan
  • Naloxone (Narcan®, Nalorex®, Nyxoïd®) neussprays
    (snel antidoot)
34
Q

Anti-tussiva

A
  • Medicijnen die hoesten onderdrukken of
    tegengaan
  • Centraal-> hersenen: hoestcentrum : meeste gebruikt
    DGK
  • Perifeer -> hoestreceptoren verdeeld over de
    luchtwegen
  • Onderdrukking van de hoest-reflex : centraal
  • Indicaties:
  • Chronische droge prikkelhoest
  • Nachtelijke hoest
35
Q

Codeïne

A

(actief bestanddeel)
- Verwant aan morfine maar minder sterke analgesie
- narcotisch analgeticum + hoestprikkel dempende werking
- zwakke AH - depressie, geen afhankelijkheid
- Cascade: hond, paard
- bij hond -> gebruik van humane producten

36
Q

Dextromethorfan en noscapine

A
  • Chemisch verwant met codeïne
  • geen analgetische en verslavende eigenschappen
  • Wel hoestprikkeldempende werking
  • Hydrocodone, Butorphanol
37
Q

Pijn bij honden met osteoartritis (monoklonale AS met analgeinsche werking)

A

(Librela)
* Bij volwassen dieren : NGF (Nerve growth factor): rol in de
gevoeligheid van de nocireceptoren na weefselbeschadiging
* Inhibitie (door monoklonale As) van de signaaloverdracht door
NGF -> analgetisch effect bij osteoartritis
* Deze monoklonale As zijn species specifiek om het risico op
immuunreacties tegen deze As te verminderen!

38
Q

CBD

A
  • CBD is de afkorting voor cannabidiol en is een
    cannabionoïde uit de Cannabis familie.
  • Er bestaan zo’n 100 cannabinoïden.
  • THC, de stof die zorgt dat u high of stoned wordt van
    wiet, en CBD zijn de meest bekende. In tegenstelling tot
    THC heeft CBD geen psychoactieve eigenschappen. Dit
    wil zeggen dat uw hond of kat er dus niet high of stoned
    van wordt en het ook niet verslavend werkt voor een dier.
  • Echte CBD olie bevat dus alleen CBD en geen THC
    (Anibidiol®)