Narcissus & Echo pp. 51-53 Flashcards
quotiens
bw: hoe vaak? hoe vaak!
velle
volo, volui, –: willen
accedere
o, cessi, cessum: gaan naar, naderen
dictum
i: woord, het gesprokene
mollis
is, e: zacht, week
prex
precis: gebed, smeekbede
natura
ae: natuur, aard
sinere
o, sivi, situm: toelaten, toestaan
incipere
io, cepi, ceptum: beginnen
parare
o: klaarmaken, voorbereiden
exspectare
o: uitzien naar, uitkijken naar
verbum
i: woord
remittere
o, missi, missum: terugzenden, terugsturen
forte
bw: toevallig
puer
pueri: jongen, jonge slaaf
comes
comitis (m. of vr): gezel(lin)
agmen
agminis: troep, menigte
fidus
a, um: trouw, betrouwbaar
adesse
adsum, affui, –: aanwezig zijn, erbij zijn, helpen
respondere
eo, ndi, nsum: antwoorden
ut + conj
vgw: opdat, om te; zodat; dat
ut+ ind
vgw: zoals; zodra
acies
ei: scherpte, linie
pars
partis:kant, deel, zijde
dimittere
o, misi, missum: uiteenzenden, uiteensturen
clamare
o: roepen
respicere
o, spexi, spectum: omkijken naar, bezorgd zijn om
rursus
bw: opnieuw, terug
venire
io, veni, ventum: komen
quid?
vr. bw.: waarom?
recipere
io, cepi, ceptum: terugnemen, terugkrijgen, opnemen
imago
ginis: beeld, afbeelding
huc
bw: hier(heen)
libenter
bw: graag, met genoeten
umquam
bw: ooit, eens
referro
refero, rettuli, relatum: terugbrengen, vertellen
egredi
ior, egressus sum: weggaan uit
sperare
o: hopen
bra(c)chium
i: arm
collum
i: nek, hals