NAAMKUNDE Flashcards

1
Q

Betekenis: Lea Dadoumont

A

Lea = leeuwin, antilope
Dadoumont = achter de berg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Maureen Kivits

A

Maureen = bedroefd, bitterheid
Kivits= kieviet, vogel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Lisa V.

A

Lisa = God is mijn eed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Lise Keysers

A

Lise = God is mijn eed
Keysers = keizer van shuttersgild

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Anna Damen

A

Anna = lieflijke
Damen = zoon van Damen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kaat Cuypers

A

Kaat = schoon, zuiver
Cuypers = beroep kuipenmaker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Zinedine Browaeys

A

Zinedine = schoonheid van het geloof
Browaeys = ragout, soep, bier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Cas Beerten

A

Cas = schatbewaarder
Beerten = schitterend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Jens Bonen

A

Jens = God is genadig
Bonen = bonenplanter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Floor Van Campfort

A

Floor = godin van de lente
Van Campfort = aan de rand van een voorde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Floor Vermeiren

A

Floor = godin van de lente
Vermeiren = Van de meer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noor Luyckx

A

Noor = God is mijn licht, medelijden, vlam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Roos Beirinckx

A

Roos = kleur, bloemensoort
Beiricnkx = berendonkse hoeve, Arendonk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Lotte Vandeplas

A

Lotte = vrije persoon
Vandeplas = persoon die aan plas woonde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vik Kenis

A

Vik = overwinnende, veroveraar
Kenis = vorm van Christianus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Rhode De Ceuster

A

Rhode = roos, woont bij het kruisbeeld
De Ceuster = beroep van de Koster

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Kiarah Jaenen

A

Kiarah = klein en donker (keltisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Manon Givron

A

Manon = bitter, druppel van de zee , schoon
Givron = bevroren (Givrée)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

plaats : Aarsele

A

woning aan het veld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

plaats: Baasrode

A

gerooide grond van Batje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

plaats: Boekel

A

beukenbos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

plaats: Boekhout

A

beukenhout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

plaats: bosvoorde

A

doorwaadbare plaats van Baldo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

plaats: Breda

A

breed water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

plaats: Bredene

A

breed water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

plaats: Breendonk

A

brede heuvel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

plaats: Buggenhout

A

eikenbos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

plaats: denderleeuw

A

grafheuvel aan dender (rivier)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

plaats: diksmuide

A

dijk aan de muide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

plaats: Eeklo

A

eikenbos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

plaats: Ertvelde

A

aan het veld

32
Q

plaats: Ezemaal

A

kreupelhout waar de recht wordt gesproken

33
Q

plaats: Hasselt

A

plaats waar hazelaar groeit

34
Q

plaats: Heist

A

plaats waar kreupelhout groeit

35
Q

plaats: Hoeilaart

A

hoog open plek

36
Q

plaats: Ingelmunster

A

Engelenklooster

37
Q

plaats: Lombardsijde

A

de haven aan Lombard

38
Q

plaats: Meerle

A

bos aan het meer

39
Q

plaats: Watermaal

A

plaats waar rechtgesproken wordt aan het water

40
Q

plaats: Zwijndrecht

A

plaats aan de beek

41
Q

betekenis dat mag joost weten

A

dat weet niemand

42
Q

betekenis : domme trien

A

domme , truttige vrouw

43
Q

betekenis: Nieuwsgierige Aagje

A

nieuwsgierige vrouw

44
Q

betekenis: Jan en alleman

A

iedereen

45
Q

betekenis: Jan met de pet

A

de arbeider

46
Q

betekenis: Brave Hendrik

A

nooit aan slechte dingen meedoen

47
Q

betekenis : een ongelovige thomas

A

iemand die niet snel gelooft

48
Q

betekenis ; Jan Modaal

A

werknemer met modaal inkomen

49
Q

betekenis: De ware Jozef

A

een man waar een meisje ware liefde voor voelt

50
Q

betekenis: Sam Rap en zijn maat

A

het gemene volk

51
Q

betekenis: een kuise Suzanna

A

een kuise vrouw

52
Q

betekenis: Jan Hagel

A

het gemene volk

53
Q

betekenis: Magere Hein

A

de dood

54
Q

betekenis: Boze Griet

A

een boze wijf

55
Q

betekenis : Dolle Mina

A

een stijdster voor vrouwen

56
Q

betekenis: Voor Piet snot staan

A

niet weten te zeggen

57
Q

uitdrukking: voor alles is één dag nodig

A

rome is niet op één dag gebouwd

58
Q

uitdrukking: toen hij het nieuws hoorde, was hij stomverbaasd

A

Hij hoorde donderen in kerken

59
Q

uitdrukking: men kan op verschillende manieren zijn doel bereiken

A

alle wegen leiden naar rome

60
Q

uitdrukking: het voornaamste heeft hij niet gezien

A

hij is in rome geweest, maar heeft de paus niet gezien

61
Q

uitdrukking: er bestaat niets mooiers

A

Napels zien en dan sterven

62
Q

uitdrukking: hij is gek

A

Hij komt van Geel

63
Q

uitdrukking: Hij ziet er ellendig uit

A

Hij ziet er uit als de dood in Ieperen

64
Q

uitdrukking: hij heeft een gemakkelijk leven

A

Hij leeft als God in Frankrijk

65
Q

latijn: medium

A

middelen

66
Q

latijn: nec plus ultra

A

het beste

67
Q

latijn: in extenso

A

volledigheid

68
Q

latijn: in extremis

A

laatste moment

69
Q

latijn: ipso factor

A

eigenlijk ,door het feit zelf

70
Q

latijn: a posteriori

A

nadien

71
Q

latijn: stante pede

A

direct

72
Q

latijn: status quo

A

toestand zoals ze is op het moment

73
Q

latijn: a priori

A

voorrang

74
Q

latijn: criterium

A

voorwaarden, eisen

75
Q

latijn: referendum

A

vragen tot de wetgeving