Moleculaire fylogenie [2] Flashcards

1
Q

Fylogenie

A

de evolutionaire ontwikkeling en ontstaansgeschiedenis van een soort of van een groep. De ontstaansgeschiedenis wordt vaak weergegeven in fylogenetische bomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Fylogenetische bomen

A

een theoretische weergave van de evolutie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

dendogram

A

boomtekeningen. Worden gebruikt voor de weergave van evolutie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Belang van moleculaire markers binnen de fylogenie

A
  • Identificatie van ziekte-gerelateerde genen in een familie.
  • Eerst werden eiwitten of koolhydraten gebruikt (1ste eiwit elektroforese in 1965).
  • Nu DNA-, RNA- of aminozuur-sequenties voor moleculaire fylogenie en fylogenetische bomen.
  • In de microbiologie tonen bomen meestal verwantschappen in een populatie van micro-organismen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Fylogenie en clustering

A
  • In moleculaire microbiologie meestal verzameling monsters die incompleet is en waarvan ontstaanstijd bekend is.
  • Clusteren op eigenschapen is dan meer verwantschap bepalen dan het bepalen van historische afstamming.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Werkwijze fylogenie en clustering

A
  1. Karakteriseert isolaten van een bepaald micro-organisme.
  2. Clustering op basis van deze karakterisering.
  3. Verwantschap geef je weer in dendrogram = boom-tekening
  4. Doel is vaak de bron van infectie of transmissieroute bepalen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Constructie en interpretatie van fylogenetische bomen

A

Wortel
Tak
Knopen
Gecshakelde takken
Ongeschakelde takken
Gewordtelde (rooted) boom
Unrooted boom
Clade
Lineage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wortel

A

gezamenlijk voorouder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Tak

A

weergave genetische afstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Knopen

A

Operationele taxonomische units (OTU) of Taxa.
Geschaalde takken = taklengte vertegenwoordigt het aantal veranderingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Geschaalde takken

A

taklengte vertegenwoordigt het aantal veranderingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ongeschaalde takken

A

taklengte vertegenwoordigt tijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geworteld (rooted) bomen

A

gezamenlijke voorouder en evolutie bekend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

‘Unrooted’ boom

A

alleen relatie tussen taxa, geen gezamenlijke voorouder of evolutie bekend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Clade

A

een groep die bestaat uit een voorouder en zijn (bekende) nageslacht. Te beschouwen als een grote tak met alle zijtakken. Het ontstaat van varianten in een clade verloopt met bifurcatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Lineage

A

een lineage is de lijn van afstamming van een soort of type. Heeft een deel unieke historie en een deel gedeelde historie. Hebben gezamenlijke voorouders.

17
Q

Kloon

A

per definitie identiek aan de voorouder.

18
Q

Data voor fylogenetische verwantschapsbomen

A

Alle verwantschapsbomen geven de relatie tussen taxa gebaseerd op de hoogste mate van similariteit.
* Bandprofielen bijv. RFLP, repeat samenstelling -> binaire data.
* DNA en aminozuur sequenties -> niet-binaire data.

19
Q

Hoe bereken je de similariteit?

A
  • Binaire data van maken. Zie je een bandje? 1. Zie je geen bandje? 0.
  • DICE coëfficiënt.
    S = (2 x aantal zelfde banden in A en B)/ (aantal banden in A + aantal banden in B).
    Hiermee stel je een similariteitstabel op.
20
Q

UPGMA

A

Unweighted Pair Group Method with Arithmetic mean.

21
Q

UPGMA Unweighted Pair Group Method with Arithmetic mean.

A

Methoden proberen allemaal een evolutie af te leiden, waarbij je met de minst mogelijke veranderingen een andere soort kan krijgen.
i. Zoek telkens de hoogste waarde (de meeste similariteit).
ii. Bereken nu de gemiddelde similariteit tussen (A en B) en de andere OTUs. (A en B) vs C: (0,001 + 0,071)/2 = 0,036.
iii. Bereken nu de gemiddelde similariteit tussen (D en E) en (A en B) en tussen (D en E) en C. Similariteit tussen (D en E) en C = 0,250.
iv. Bereken nu de gemiddelde similariteit tussen (C en (D en E)) en (A-B)Similariteit tussen (C en (D en E)) en (A-B) = 0,052

UPGMA is een veelgebruikt methode om bomen te maken en is gebaseerd op gemiddelde paarsgewijze similariteit van OTU’s en groepen van OTU’s.

22
Q

Multiple alignment

A

lijn waarbij je de meeste overeenkomst hebt.

23
Q

DNA sequenties voor het maken van bomen:

A
  1. Sequenties van ongelijke lengte -> eerst multiple alignment uitvoeren.
  2. Clustering uitvoeren.
  3. Betrouwbaarheid testen met bootstrapping:
    * 100x dezelfde analyse uitvoeren -> hoe vaak dezelfde vertakking.
24
Q

Betrouwbaarheid in aftakkingen in een boom

A

bootstrapping

25
Q

Bootstrappen

A

wordt gebruikt om de betrouwbaarheid van sequentie-gebaseerde verwantschapsbomen te bepalen.

26
Q

Bootstrappen = wordt gebruikt om de betrouwbaarheid van sequentie-gebaseerde verwantschapsbomen te bepalen.

A
  1. Multiple alignment van A t/m D (I.C. elk 10 basen lang).
  2. Alignmentblokken reshuffelen en opnieuw een boom maken.

Methode:
1. Maak eerst een multiple alignment van sequenties.
2. Reshuffle dan alignmentblokken en maak een nieuwe boom.
3. Doe dit 100-1000 keer en tel hoe vaak een vertakking teruggevonden wordt.
4. Hoe hoger de bootstrapwaarde des te betrouwbaarder de vertakking -> >80 wordt als betrouwbaar beschouwd.

27
Q

constructie en interpretatie van een minimum spanning tree

A

Netwerk bomen, duidelijkere weergave van micro-evolutie. De cirkels zijn de taxa, soorten of typen. Hoe grote de cirkel des te meer de individuen van dat soort. In de moleculaire biologie zijn de cirkels de moleculaire types.

28
Q

Fylogenetische bomen of stambomen:

A
  • Methode om evolutie van een organisme weer te geven.
  • Gebruikt voor de mens, dieren en bacteriën.
  • Voor mirco-organismen vaak gebruikt bij uitbraakstudie, dan is het eigenlijk een verwantschapsboom.
  • Dendrogrammen zijn grafische weergaves van een hypothetische evolutionaire ontwikkeling of hypothetische verwantschap.