HIV epidemie en evolutie HIV resistentie Flashcards
Waar komt HIV-1 vandaan?
Voor 1940 werd de mens voor het eerst besmet met HIV
Infectie en verspreiding
1981 – Beschrijving eerste patiënten – AIDS.
1983 – Human immunodeficiency virus (HIV).
1984 – Identificatie van virus receptor – CD4.
1987 – 1ste anti-retroviraal middle - zidovudine
1992 – Pandemie.
1996 – Highly active antiretroviral therapy (HAART).
Transmissieroutes
- Homoseksueel (MSM).
- Intraveneus drug gebruik.
- Blood transfusies.
Therapie
Antivirale middelen
* Nucleoside RTI.
* Proteaseremmers.
* Fusion inhibitors.
Huidige anti-HIV therapie (doel en therapievorm)
Doel:
* Maximale onderdrukking virus replicatie (ondetecteerbare virale load).
* Normalisatie CD4+ cel aantallen.
Therapievorm:
* HAART = 3 of meerdere middelen.
o 2 nucleoside reverse transcriptase inhibitor + 1 protease inhibitor.
Monitoren van werkzaamheid van anti-HIV behandeling (viral load)
Virale load
* Initiële response (afname) hangt af van:
o Virale load voor aanvang
o Voorafgaande therapie.
* Tijdsduur tot ondetecteerbaar:
o <50 kopieën/ml: 24-32 weken
Virale heterogeniteit
- Na besmetting ontstaat een viruspopulatie met extreem grote genetische diversiteit.
- Iedere denkbare mutatie is aanwezig = quasi species.
Resistentie
verlies van replicatie vermogen. Bij resistent virus moet meer drug worden gegeven voordat de helft van de virus replicatie wordt geremd. Als virus resistent wordt moet die er een prijs voor betalen. Ontwikkeling van resistentie wordt vastgesteld door bepaling van specifieke mutaties in virus genoom.
Genotypering
- Verzameling plasma uit bloed.
- Isoleren HIV-1 RNA uit plasma.
- Reverse transcriptie van RNA in DNA en PCR amplificatie.
- Sequencing van PCR-product.
- Bepaling van aminozuur veranderingen t.o.v. wild-type HIV (dat gevoelig is voor medicijn).
- Voorspellen mate van resistentie.
Werking HIV protease
werkt in op protease van HIV
Virale dynamiek bij monotherapie
Evolutie van resistent virus
- Geneesmiddel oefent druk uit op virus om te ontsnappen aan remmer.
- Door druk van geneesmiddel vindt selectie plaats van HIV met primaire (ontsnappingen) mutaties.
- Door secundaire mutatie ontstaan HIV varianten met verbeterd replicatie vermogen.
Welke HIV fenotype repliceert hier?
Het fenotype dat de eigenschap heeft verkregen van
- Een lagere replicatie capaciteit.
- Proteaseremmer resistentie mutaties.
Primaire mutaties
- Worden vroeg gedetecteerd in het proces van resistentie mutatie accumulatie.
- Beinvloeden voornamelijk resistentie vermogen.
- Relatief specifiek voor remmers.
- Verdwijnen na stoppen van therapie vaak snel (binnen 2 weken) uit de populatie.
Stapsgewijze evolutie van mutaties
- Door de specifieke ordening in het ontstaan van mutatie neemt de mate van resistentie tegen geneesmiddelen toe.
- De mate van resistentie correleert enigszins met het aantal mutaties.
Welke HIV fenotype repliceert hier, t.o.v. mutant (36,54)?
Het fenotype dat de eigenschap heeft verkregen van:
- Een verhoogde replicatie capaciteit.