MOETEN Flashcards

1
Q

Wanneer gebruik je:

HAY QUE

A
  • necesidad/obligación IMPERSONAL
  • instrucciones
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke traducción van MOETEN gebruik je voor

necesidad/obligación impersonal

Men moet meer studeren als je goede resultaten wilt behalen.

A

HAY QUE

Hay que estudiar más si quieres sacar buenas notas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke traducción van MOETEN gebruik je voor

instrucciones

Men moet eerst de printer aanzetten…

A

HAY QUE

Hay que encender primero la impresora…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer gebruik je:

TENER QUE

A
  • necesidad/obligación IMPUESTA DE FUERE
  • consejo enérgico (o prohibición)
  • probabilidad
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke traducción van MOETEN gebruik je voor

necesidad/obligación
impuesta de fuere

We moeten vroeg aankomen.

A

TENER QUE

Tenemos que llegar pronto.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke traducción van MOETEN gebruik je voor

consejo enérgico (o prohibición)

Je moet niet gaan. / Je hoeft niet te gaan.

A

TENER QUE

No tienes que ir.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke traducción van MOETEN gebruik je voor

probabilidad

Hij moet het geweest zijn. / Kennelijk is hij het geweest.

A

TENER QUE

Tuvo que ser el.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer gebruik je:

DEBER + INF

(DEBER DE)

A
  • obligación de tipo MORAL o ÉTICO; una obligación muy leve
  • una conveniencia

Deber de: suposición (probabilidad o aproximación si hablamos de cantidades)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke traducción van MOETEN gebruik je voor

obligación de tipo MORAL o ÉTICO;
una obligación muy leve

Je moet opletten met hen, want ze zijn niet te vertrouwen.

A

DEBER + INF

Debes tener cuidado con ellos, porque no son de fiar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke traducción van MOETEN gebruik je voor

suposición
(probabilidad o aproximación
si hablamos de cantidades)

Het zal ongeveer zeven uur zijn.

A

DEBER DE

Deben de ser las siete.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke traducción van MOETEN gebruik je voor

una conveniencia
(nut/wenselijkheid)

Ik moet hem dringend bezoeken want ik heb lang niets van hem gehoord.

A

DEBER + INF

Debo visitarle, hace mucho que no sé nada de él.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer gebruik je:

oraciones impersonales:
ES necesario/preciso/menester QUE, HACE FALTA QUE
+ SUBJUNTIVO

Je moet zo vlug mogelijk komen.

A

X

Es preciso que vengas cuanto antes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe vertaal je MOETEN?

A

1.hay que
2.tener que
3.deber que
4.oraciones impersonales
5.no traducir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly