moeilijke vertalingen caput 2 Flashcards
1
Q
procedere
A
-o vooruitgaan
2
Q
agere
A
-o (voort)drijven, doen
3
Q
socius
A
-i bondgenoot, deelgenoot
4
Q
cedere
A
-o gaan, wijken
5
Q
condicio
A
condicionis v.de voorwaarde, toestand
6
Q
vetare
A
-o verbieden
7
Q
exigere
A
-o uitreiven eisen, voltooien
8
Q
comittere
A
-o begaan, toevertrouwen
9
Q
prodesse
A
sum+dat nuttig zijn
10
Q
iactare
A
-o slingeren
11
Q
invenire
A
–io vinden, ontdekken
12
Q
ruere
A
-o vooruitstromen, instorten
13
Q
tendere
A
-o spannen, streven, gaan
14
Q
metuere
A
-o vrezen
15
Q
cogere
A
-o bijeenbrengen, dwingen
16
Q
vincere
A
-o overwinnen, overtreffen
17
Q
incendere
A
-o in brand steken
18
Q
invidia
A
invidiae v. de jaloezie, de haat
19
Q
componere
A
-o samenplaatsen, opstellen
20
Q
accidere
A
-it het gebeurt
21
Q
considere
A
-o gaan zitten