Module 6 Flashcards

1
Q

Wat is abnormaal?

A

Statistische norm
sociaal culturele norm
Psychologisch perspectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Statistische norm

A

bv de bovenste 1 procent in extraversie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

sociaal culturele norm

A

onaanvaardbaar in de maatschappij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

psychologisch perspectief

A

bij bepaalde gedachten, gevoelens of beperkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kenmerken van een persoonlijkheidsstoornis

A

Maladaptieve trekken
stabiel over tijd
Invloed op ABCD
Zien zelf vaak niet dat het maladaptief is
Inflexibiliteit en extreme ABCD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

3 soorten clusters

A

A. Vreemd en excentriek
B. Dramatisch en emotioneel impulsief
C. Angstig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Cluster A

A

Paranoide
Schizoide
Schizotypisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Cluster B

A

Antisociale
Borderline
Theatrale
Narcistische

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Cluster C

A

Vermijdende
Afhankelijke
Dwangmatige persoonlijheidsstoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Paranoide persoonlijkheidsstoornis

A

Veel wantrouwen en veel achterdocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Schizoide persoonlijkheidsstoornis

A

Afstandelijk
Beperkte emotionele expressie
Extreem lage E

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Schizotypische persoonlijkheidsstoornis (uitleg)

A

Ongemak en angst bij intieme relaties
Cognitieve vervorming (gekke gedachten)
Perceptuele vervorming (dingen zien die niet zo zijn (iedereen kijkt naar mij))
Onconventionaliteit
Willy Wonka
Hoge N
Lage E
Lage V

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Schizotypische persoonlijkheidsstoornis criteria

A
  1. Betrekkingsideeen (alles heeft met mij te maken)
  2. Magische denkbeelden
  3. Ongewone perceptuele ervaringen
  4. Merkwaardige gedachten en spraak
  5. Achterdocht
  6. Ingeperkt affect
  7. Gedrag en uiterlijk is vreemd
  8. Gebrek aan vrienden
  9. Buitensporige sociale angst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Antisociale persoonlijkheidsstoornis (uitleg)

A

Lage A en C
Berekenend, manipulatief, onwaarachtig en onverantwoordelijk
Grinch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Antisociale persoonlijkheidstoornis (criteria)

A
  1. Niet conformeren aan maatschappelijke normen
  2. Onbetrouwbaar, liegen
  3. Impulsiviteit, gebrek aan plannen
  4. Prikkelbaarheid en aggressiviteit
  5. Roekeloze onverschilligheid qua veiligheid
  6. Constante onverantwoordelijkheid
  7. Ontbreken van spijt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Borderline persoonlijkheidsstoornis (uitleg)

A

Hoge N
Woede en zelfdestructiviteit
Heel bang om in de steek gelaten te worden
Anakin Skywalker
Madelief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Borderline persoonlijkheidsstoornis (criteria)

A
  1. Krampachtig bezig met niet in de steek gelaten worden
  2. Instabiele intense relaties
  3. Duidelijk instabiel zelfbeeld
  4. Impulsiviteit op 2 of meer levensgebieden
  5. recidiverende suicidale gedragingen, automutilatie
  6. Affectlabiliteit
  7. Chronisch gevoel van leegte
  8. Inadequate intense woede
  9. Aan stress gebonden paranoide of dissociativiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Theatrale persoonlijkheidsstoornis

A

Heel extreem en aanwezig
Ook wel Histrionic personality disorder
Kristy

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Narcistische persoonlijkheidsstoornis

A

Hoge N E C
Lage V
Snel reageren op woede, behoefte aan aanzien, Beter dan anderen.
L D S K Verpleger Criminal Minds
Lennard

20
Q

Narcistische persoonlijkheidsstoornis (criteria)

A
  1. Grandioosheid
  2. In beslag door een fantasie (geld, macht etc)
  3. Ik ben speciaal en praat alleen met andere speciale
  4. Vereist buitensporige bewondering
  5. Het gevoel bijzondere rechten te hebben
  6. Exploiteert anderen
  7. Gebrek aan empathie
  8. Jaloers en denkt dat anderen jaloers op hem zijn
  9. arrogant
21
Q

Vermijdende persoonlijkheidsstoornis (uitleg)

A

Sociale remming
Gevoel van ontoereikendheid
Overgevoelig voor kritiek
Hoge N en Lage E

22
Q

Vermijdende persoonlijkheidsstoornis (criteria)

A
  1. Vermijd beroepsmatige activiteiten vanwege vrees voor kritiek
  2. Laat zich niet in bij mensen tenzij ze deze zeker leuk vinden
  3. Terughoudend binnen intieme relaties
  4. Bezig met de gedachten om in sociale situaties bekritiseerd te worden
  5. Geremd in nieuwe interpersoonlijke relaties
  6. Bijzonder onwillig voor risico’s
  7. Vind zichzelf sociaal onbekwaam
23
Q

Afhankelijke persoonlijkheidsstoornis

A

Onderdanig en afhankelijk gedrag
Willen verzorgd worden

24
Q

Dwangmatige persoonlijkheidsstoornis (uitleg)

A

Bezig met ordelijkheid, erg perfectionistisch. OCPD Hoge C. Controlerend en perfectionistisch
Onbedwingbare neiging om hard te werken
Hoarders, Sheldon Cooper, Fleur, Sep

25
Q

Dwangmatige persoonlijkheidsstoornis (criteria)

A
  1. Veel bezig met details en regels
  2. Perfectionisme
  3. Extreem toegeweid aan werk, minder aan vriendschappen
  4. Heel nauwgezet, kieskeurig en inflexibel
  5. Niet in staat om oude en versleten dingen weg te doen
  6. Onwillig om taken te delegeren
  7. Vrekkige stijl met geld
  8. Starheid en koppigheid
26
Q

Hoeveel procent van de mensen een een persoonlijkheidsstoornis?

A

12

27
Q

Bij hoeveel procent is er comorbiditeit?

A

25-50

28
Q

Welke stoornis komt het vaakste voor?

A

OCPD bij 4%

29
Q

Welke stoornis komt het minst vaak voor?

A

Afhankelijke, minder dan 1%

30
Q

Egosyntonisch

A

Dit hoor bij hoe ik ben, het is geen stoornis en ik hoef er niets aan te veranderen

31
Q

Oorzaak persoonlijkheidsstoornissen

A

Genetische aanleg
Familie omgeving
Weinig sociale steun

32
Q

2 Type behandeling voor PS

A

Dialectische gedragstherapie
Psychodynamische gedragstherapie

33
Q

Dialectische gedragstherapie

A

Op acute problemen

34
Q

Psychodynamische psychotherapie

A

Verandering van de persoonlijkheid

35
Q

Farmacotherapie

A

Medicijnen gericht op acute symptomen, zodat ze deel kunnen nemen aan therapie

36
Q

Kritiek op persoonlijkheidsstoornissen

A
  1. Wat is normaal?
  2. Categorie ipv dimensie
  3. Diagnostische cut off (minstens 5 van de 7) is random gekozen
  4. criteria worden gelijk gewogen
  5. Onduidelijke scheiding
37
Q

Categorische benadering (huidige)

A

Moeilijk of het wel of niet is
2 mensen met dezelfde stoornis kunnen er heel anders uitzien
Meest gebruikt

38
Q

Dimensionele benadering (omschrijving)

A

Extreme niveaus van de trekken en hoge niveaus van maladaptieve trekken.
Specifieker maar complexer

39
Q

Dimensionele benadering (criteria)

A

A. Mate van beperking in functioneren
B. pathalogische persoonlijkheidstrekken

40
Q

a. mate van beperking van functioneren

A

Functioneren van het zelf en interpersoonlijk functioneren

——–zelf——————-interpersoonlijk
1—–identiteit————Empathie
2—–Zelfsturing———-Intimiteit

Score van 0 tot 4 in elke cel. Bij 2 gebieden een score van 2 of meer een diagnose

41
Q

B. pathalogische persoonlijkheidstrekken

A

Problematische kenmerken aan de hand van een zelfrapportagelijst
Kenmerken:
Negatieve affectiviteit
Afstandelijkheid
Ongeremdheid
Psychoticisme
Antagonisme

42
Q

Negatieve affectiviteit

A

Hoge N
Angstgevoel
Verlatingsangst

43
Q

Afstandelijkheid

A

Lage E
Terugtrekken
Intimiteit vermijden

44
Q

Ongeremdheid

A

Lage C
Onverantwoordelijkheid
Impulsiviteit

45
Q

Psychoticisme

A

Hoge openheid
Ongewone overtuiging
excentriciteit