Module 2 Flashcards

1
Q

Hexaco

A

Big five + integriteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Five factor theorie

A

Eigenschappen zijn diepe onderliggende entiteiten
Beinvloeden ABCD
Big five is bij alle culturen dus biologisch
Te vergelijken met een glas. Dit is altijd breekbaar maar deze eigenschap is niet altijd zichtbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Deterministisch of probabilistisch

A

Over meerdere situaties heen ben ik extravert
Wordt beinvloed door situatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ABCD

A

Affect
Behaviour
Cognition
Desire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Persoonlijkheidsstaat

A

ABCD op een bepaald moment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Neurologische verklaring

A

Eysencks PEN model
Gray

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Eysencks PEN model

A

Psychotisisme
Extraversie (minder gevoeling ARAS)
Neuroticisme (verhoogde activiteit lymbisch systeem)

Psychofysiologische basis, zeer erfelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ARAS

A

Ascenderend reticulair activerend systeem
Met name in de hersenstam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Lymbisch systeem

A

Deel net boven de hersenstam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Reliability

A

Precisie van de meting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Validiteit

A

Meet het wat ik wil meten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Relevante criteria bij testen

A

Generaliteit
Fakeability
Efficiency
Useability

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

4 type metingen

A

Self report
Behavioral measures
Projective tests
Observaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Big five

A

Extraversie
Vriendelijkheid
Conscientieusheid
Neuroticisme
Openheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

5 typen validiteit

A

Predictive
Face
Construct
Disciminative
Convergent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

3 type reliability

A

Test retest
Internal consistency
Interrater reliability

17
Q

Type metingen

A

Self report
Behavioral measures
Projective tests
Observer report

18
Q

Self report typen

A

Forced choiche
Situational judgement test
Ranked response format
Experience sampling

19
Q

Forced choiche

A

Pizza of patat?
+Moeilijk te faken
+Haalt response neiging weg
-kijkt alleen naar jezelf, niet anderen

20
Q

Situational judgement test

A

Heel verhaal, hoe zou je hierop reageren?
+Harder to fake
+ Situational embeddedness
+Helpt met introspectie
-kost meer tijd
- moeilijk te scoren
- moeilijk voor alle big 5

21
Q

Ranked response format

A

Op een schaal van 1 tot 5, hoe zou je reageren?
+ Moeilijk te faken
+Response neiging weg
-kijkt alleen naar zelf, niet naar andere

22
Q

Experience sampling

A

Docentenonderzoek stress
-max aantal vragen
-verkeerd antwoorden

23
Q

Gevaren self report

A

Aquiscence
Extreme response style
Middle response style
High cognetive load
Lack of introspection
Lack of motivation
Social desirable responding
Faking

24
Q

Aquiscence

A

De hele tijd ja zeggen, op te lossen door reverse coding

25
Q

Behavioral measures

A

Electronic activated recorder
Telefoongebruik
Sociaal mediagebruik
Persoonlijkheid en facebook likes

26
Q

Nadelen behavioral measures

A

Complexe analyse
Gedrag ipv gevoel
Vaak in lab
Legale en ethische problemen
Onnatuurlijke setting

27
Q

Projective tests

A

Implicit association test
Thematic apperception test
Rosarch inkblots

Interpretatie geeft een verborgen wens aan

28
Q

Problemen projective test

A

Weinig validiteit
Lage test retest
Kost tijd en geld
Moeilijk te scoren

29
Q

Observer report

A

Meer raters is betrouwbaarder
Zelf en andere geeft een r=0.5
Vrienden vragen hoe je bent

30
Q

Problemen observer report

A

Response bias
Faking of the rater
Negatieve of positieve relatie tussen rater en ratee

31
Q

Generaliteit

A

Geld dit ook voor Duitsers?

32
Q

Scaling/norm/standardization

A

Heeft de test goed vergelijkingsmateriaal?

33
Q

Fakeability

A

Hoe goed kun je neppen

34
Q

Efficiency

A

Is het goedkoop en makkelijk

35
Q

Useability

A

Is het verdraagbaar voor de deelnemers

36
Q

Sibling contrast effect

A

orders vergelijken kids met elkaar